de période van het feodaalstelsel, in het bÿzonder in den tÿd van
het Tofcoegawa-Sjogoenaat, beteekende erfopvolging de onafgebroken
voortzetting van den „ s t a t u s van hoofd van h e t gezin.” In
lateren tÿd werd „Katokoe”, dat letterlÿk „huisgezag” beteekent,
veeltÿds gebezigd voor „huis-eigendom” , dat het doel der erflating
uitmaakte, evenals het woord f ami l i a in de Romeinsche wet
dikwÿls gebruikt werd om eigendom aan te duiden. Deze overgang
in beteekenis van het woord „Katokoe” duidt aan, dat de successie-
wet allengskens van het tweede in het derde Stadium bovenbedoeld
overging.
Onze tegenwoordige wet vertegenwoordigt het overgangsstadium
van de période der opvolging van status in dat der opvolging van
eigendom. Het nieuwe Burgorlijk Wetboek erkent twee soorten
van opvolging opvolging in de waardigheid van hoofd des huis-
gezins of „Katokoe-Sozokoe” en opvolging in het eigendom of
„Isan Sosokoe” . Maar er blÿven nog vele bepalingen over, waaruit
blÿkt., dat de grondslag der opvolging in de waardigheid van hootd
des huizes de noodzakelijkheid is om de vereering der voorouders
in stand te houden. Artikel 987 bevat de volgende voorziening:
„Het eigendomsreeht op de geslachtslijsten, de voorwerpen voor
den familie-eeredienst benoodigd en de familie-graven, maken het
bÿzondere recht op de opvolging in de waardigheid van hoofd
eens gezins uit.”
Deze belangrijke voorziening bedoelt, dat die zaken, welke daarin
opgenoemd worden, de bÿzondere voorwerpen der erfenis zÿn. Zÿ
kunnen niet aan een ander vermaakt worden, noch kan er de
hand op gelegd worden wegens schulden. Het nieuwe Burgerly'k
Wetboek onderscheidt vierderlei erfgenamen van de waardigheid
van hoofd des huizes; den „wettigen erfgenaam”, den „aangewezen
erfgenaam” , den „gekozen erfgenaam” en den „erfgenaam (die een
bloedverwant is) in de opgaande linie”. De wettige erfgenaam die
het eerst in aanmerking komt voor de opvolging, is de afstammeling
in rechte lÿn van een hoofd des gezins, die t e v e n s een l id is
va n di e n s h u i s g e z i n . Onder de afstammelingen in rechte lÿn
genieten de naaste verwantén de voorkeur boven de meer ver-
wÿderde, mannelÿke boven vrouwelÿke, en wettige kinderen boven
onwettige, terwÿl de ouderen in jaren voorgaan, wanneer zÿ in
andere opzichten gelÿkstaan. (Art. 970 B. W.). Nieuwere schrÿvers
over recht geven gewoonlÿk als reden voor de voorkeur-van de
nadere betrekkingen boven de meer verwÿderde op, dat de orde
der erfopvolging bepaald wordt door den g r aa d van gen egen-
h e i d , welke men veronderstelt dat de overledene zÿnbetrekkingen
heeft toegedragen en ook door de vermoedelÿke bedoeling van den
persoon die zonder testament na te laten sterft ten opzichte van
de beschikking over zyn eigendom. Yoor de voorkeur van mannelyke
boven vrouwelyke afstammelingen, worden feodale redenen gegeven.
Deze redenen vormen ook den voornaamsten grondslag van onze
tegenwoordige wetgeving. Maar ook hier zyn de redenen voor het
b e s t a a n der bepaling weer niet dezelfde als die van den oor-
s p r o n g der bepaling. Oorspronkelyk hadden de n a a s t e bloed-
v e rwa n t e n van de v er e er de v o o r o u d e r s en hunne mannelyke
afstammelingen de voorkeur, omdat zy beschouwd werden
als de meest bevoegde personen om offers aan de geesten der voorouders
te brengen.
„De wettige erfgenamen” zyn „ v er p l i c h t e e r f g e n ame n ” en
mög en ge en a f s t a n d v an de n a l a t e n s c h a p doen, terwyl
andere erfgenamen vry zyn om van de nalatenschap afstand te
doen of ze te aanvaarden, of haar onder het voorbehoud te aan-
vaarden, dat zy niet aansprakelyk zullen zyn voor de schulden
hunner voorgangers. Het is de dure plicht van afstammelingen die
wettige erfgenamen zyn, de nalatenschap te aanvaarden en de
sacra van het huis in stand te houden. De hoofden des gezins
kunnen hun niet meer dan de helft van hun goed onthouden, om
aan anderen weg te schenken (Artikel 1.130 B. W.); noch kunnen
zy hen onterven, tenzy er een van de gronden, in Artikel 975
van het Burgerlijk Wetboek vermeld, aanwezig is. De speciaal
opgenoemde oorzaken zyn: (1) Mishandeling, of grove beleediging
jegens het hoofd des huizes; (2) ongeschiktheid om hoofd te zyn
wegen geestelyke of lichamelijke gebreken; (3) vonnis wegens een
vergryp, waardoor de naam van de familie geschandvlekt wordt;
en (4) verbod als verkwister.
Om deze redenen mag het hoofd des huizes eene aanklacht tegen
zyn wettigen vermoedelyken erfgenaam indienen, met het doel
dezen het recht op de nalatenschap te ontnemen. Al de gronden,
in het Wetboek opgenoemd, hebben direct of indirect betrekking
op voorouder-vereering, en de noodzakelykheid om den goeden naam
en het familiegoed ongeschonden te bewaren.
Ingeval er geen wettige vermoedelijke erfgenaam van het hoofd
des huizes is , mag deze by zyn leven of bij testamentaire beschik-
king iemand als zoodamg benoemen. Doch deze benoeming houdt
op van kracht te wezen, wanneer hy een kind krijgt, hetzy
natuurlyk verwekt of door aanneming, want dat kind zal zijn
wettige erfgenaam worden. (Artikel 979. B. W.)
Indien er op het tydstip van den dood des huisvaders geen
wettige vermoedelyke erfgenaam noch een benoemde erfgenaam is,
moet de vader van den overledene, of zoo er geen vader is, of