„leden Keizer; maar terwjjl door de fout der Sjogoen-Regeering
»niets werd gedaan, is de stand van zaken geheel veranderd; zoo-
»dat het nu onmogelfjk is geworden anders te besluiten dan tot
»het aangaan van een verdrag van vrede en vriendschap met
„de vreemde Regeeringen. Hoog en laag moeten van nu af aan
„allen twjjfel van zieh zetten; hunne krachten vereenigen voor
„versterking van het leger en om den roem van het rjjk over
„de wereld te doen stralen; want zoo is de wjjze, waarop de
„Keizer voornemens is voldoening te geven aan de geesten zijner
„voorouders.
„Laten alle Samoerai’s en lieden der onderscheidene graafschap-
„pen J) dit weten, en dat dit make, dat zij met geest en geest-
„kracht zieh wijden aan de zaak van het land.
„Eene openbare beraadslaging zal uitmaken, welke punten in de
„door de Sjogoen-Regeering geteekende verdragen niet in het
„belang der natie zjjn, en zal spoedig de herziening daarvan onder
„handen nemen. Bovendien zal het verkeer met vreemde Regeerin-
„gen en volken worden geleid overeenkomstig het volkenreoht.”
Nu de Noordeljjke provincies openlijk in opstand waren, zond de
Edele Heer Higasjikoedje brieven aan de vreemde gezanten op
den 20sten Januari, verlangende dat hunne Regeeringen eene
onpartijdige Stelling zouden innemen tijdens de troebelen en hunnen
onderdanen niet zouden vergunnen de troepen der opstandelingen
te helpen door het transporteeren hunner troepen, door ze van
schepen en ammunitie te voorzien, enz. Den 258ten kondigden de
vjjf gezanten aan, dat hunne Regeeringen van plan waren onzijdig
te blflven en riepen zij de Pransche offleieren terug, die aan de
zpde van den Tokoegawa vochten.
Den 14den Februari had het eerste onderhoud plaats tusschen de
leden van het nieuwe Bureau van Buitenlandsche Zaken en de
vreemde Gezanten; en de Edele Heer Higasjikoedje, Hoofd van het
Bureau, deelde hun mondeling mede, dat de politiek, welke door
de nieuwe Japansche Regeering zou worden gevolgd, bestond in
het vestigen der betrekkingen tusschen Japan en de vreemde
Mogendheden op steviger en breeder basis dan vroeger. Htj kon-
digde toen, tot groote vreugde van alle aanwezigen, het plan van
den Keizer aan, de vertegenwoordigers der Mogendheden in het
paleis te Kioto te ontvangen.
Dat deze plotselinge openstelling deels werd beslist door de nood-
') Toen ter tijd werden de provinoies nog bestnnrd door de Daimio’s, of
feodale landheeren.
zakeiykheid de Mogendheden niet te doen overhellen naar de
Tokoegawa-partij, is duideljjk; maar dat de algemeene gezindheid
nog tegen betrekkingen met het buitenland was, wordt aangetoond
door den moord van 14 Franschen in Sakai op den 15den Februari
door de Samoerai’s onder den Daimio van Tosa. Die zaak werd
echter spoedig geregeld door het betalen eener schadevergoeding en
door de schuldigen dadelijk te straffen. De slecht-beraden patriotten
moesten h a r a k i r i bedrjjven voor de oogen van den Franschen
gezant, maar hjj kon het niet uithouden tot het einde van het
afgrjjselijke tooneel; want toen de elfde man zieh van zjjne inge-
wanden ontdeed, smeekte hij, dat de straf der resteerende negen
zou worden verzacht. Daarom werden zij verbannen naar afgelegen
eilanden.
De Fransche en de Hollandsche Gezant werden op den bepaalden
dag door den Keizer in gehoor ontvangen, maar het gevolg van
den Engelschen Gezant, Sir Harry Parkes, werd onderweg aange-
vallen door een anderen troep slechte patriotten; en ofschoon de
Gezant zelf ongedeerd bleef, werden eenige van het Japansche
escorte gewond, waaronder de beroemde Nakai, later Gouverneur
van Sjiga-ken en lid van het Huis der Pairs, die een zwaard en
toelage ontving van Koningin Victoria.
In Juli van hetzelfde jaar werd de zetel der Keizerlijke Regeering
verplaatst naar Tokio (vroeger Jedo).
Na veel vechten werden de Noordelijke provincies onderworpen
en op den 3den December ontving de Edele Heer Iwakoera, Minister
van de Rechterzijde, de vertegenwoordigers der Vereenigde Staten,
van Frankrjjk, Engeland, Italie, Holland en Pruisen in Jokohama,
en uitte de wensch tegen hen, dat hunne Regeeringen thans hunne
onzijdigheid zouden opgeven. Den volgenden dag werd hun eene
nota in denzelfden geest gezonden en den 28sten kondigden de
vreemde gezanten aan, dat hunne onzijdigheid had opgehouden.
Zoo eindigde het gebeurtenisvolle eerste jaar van het Nieuwe
Tijdperk.
In Juli 1869 werd de Keizerlijke Regeeringsvorm definitief vast-
gesteld en een Departement van Buitenlandsche Zaken (Gwaimoesjo)
ingosteld als een der zes departementen van Daidjokwan (de Groote
Keizerlijke Regeering). De Ministers der Departementen waren niet
de geljjken, maar de ondergeschikten van den Eersten Minister en
den Minister der Linker- en Rechterzijde, een overblijfsel uit den tijd
der oude Keizerlijke Regeering, waarbfj het Chineesche systeem
tot model had gediend. De Edele Heer Sawa was de eerste, die
benoemd werd tot Minister van Buitenlandsche Zaken en Terasjima
tot Vice-Minister.