publiek verkeer te vergemakkelyken. Voor den aanvoer van dage-
lijksche levensbenoodigdheden moeten marktplaatsen gevestigd en
open gehouden worden. Dit alles, met nog onnoemeiyk veel andere
dingen, onontbeerlyk voor het menschelyk bestaan, maken te
zamen, dat het leven van den mflneigenaar eene voorstelling in
miniatuur is van het nationale leven. Hoe verrukkelyk zou het
voor een gewoon burger zyn de gekroonde koning te wezen van
een volk, hoe klein dit ook zy! En toch wacht zulk een bly gevoel
van zegepraal een ondernemenden mjjneigenaar, die alles voor zyn
hoofddoel dürft opofferen.”
Elke zaak was onderworpen aan zjjn persoonlyk oppertoezicht,
hoewel zyn zoon, de Heer Djoenkitsji Poeroekawa, aan het hoofd
stond van de bedryfsafdeeling. Talryke deskundigen en andere
beambten waren in dienst in de verschallende afdeelingen van deze
uitgebreide zaak. Het getal employd’s op het einde van 1900 was:
B e am b te n ............................. 781
On d erb eamb ten ................... 1 2 1
Assistenten............................. 268
Mynwerkers . . . . . . . 18.136
Totaal.. . . 19.706 >)
Deze getallen zyn vatbaar voor vermeerdering door tydelyken
dienst, van tyd tot tyd noodig.
De Asjio-kopermyn is gelegen in de provincie Siimotsoeke, dicht
by Nikko; hare juiste ligging is 36° 30' Noorderbreedte en
0° 20' Westerlengte. Het hoogste gedeelte der myn is 4400 voet
boven den zeespiegel. Het bureau der myn, dat in een dal gelegen
is, ligt 2580 voet hoog boven den zeespiegel. Het was in 1610
A. D. dat de aanwezigheid van koper hier voor het eerst ontdekt
werd, en van het volgende jaar af ondernam het Tokoegawa-
Sjogoenaat de bewerking als eene bron van inkomsten. Het koper
gebruikt in de prächtige tempels van Sjiba, Oejeno en Nikko was
alles uit deze myn afkomstig. In Jedo (het tegenwoordige Tokio),
Osaka en Nagasaki werden depots gevestigd voor den verkoop
van het voortgebrachte koper. De hoeveelheid van het in die dagen
geproduceerde koper is moeilyk te bepalen, maar een vyfde van
de in die depots verkochte hoeveelheid wordt gezegd door de
Holländers gekocht en uitgevoerd te zyn geworden. De bewerking
der myn is niet vrjj geweest van lotswisselingen, maar haar
*) Of de oijfers, öf de optelling foutief. V e r t .
rjjkdom is zöö groot, dat zelfs heden ten dage haar voortbrengingsvermogen
niet naar waarheid kan geschat worden, en de myn
nog steeds eene zeer veel belovende en voordeelige zaak is.
B(j het begin van het nieuwe tydperk (dat der Restauratie),
1867—1868, ondervond de myn, toen onder de eontröle van de
Prefectuur Nikko, haar grootsten tegenspoed, en de onderneming
was verre van bloeiend. In 1861 werd het werk van de Regeering
overgedragen op private ondernemingen, maar dit had slechts eene
vermeerdering in de productie van een 25 of 26 ton jaarlyks
ten gevolge.
In 1877 echter begon het werk teekenen van verbetering te
vertoonen, dank zjj de vereenigde pogingen der heeren Itsjioe,
Foeroekawa, Eiitsji Sjiboesawa (thans Baron) en Naomitsji Sjiga;
later droegen de twee laatstgenoemde heeren hun aandeel over aan
den Heer Foeroekawa, die zoo de eenige eigenaar der myn werd.
Dewyl de myn gedurende zoovele jaren bewerkt is geworden,
zyn er veel oude (horizontale) gangen, maar die zyn geheel en al
verlaten ten gevolge der invoering van verbeterde methoden van
bewerking. De tegenwoordige gangen zyn die van Honzan, Ariki,
Kotaki en Tsoedo. Hunne geheele lengte is 149.973 voet, en alle
staan met elkaar in verband door schachten en zygangen. De lengte
der verticale schachten is 12.269 voet.
Daar de tegenwoordige werken in de myn boven het laagste
waterpeil der bergen zyn, worden de vrachten hoofdzakelijk ver-
voerd door de geslagen gangen, en worden de verticale schachten,
geboord waar communicatie tusschen de gangen, vervoer of ven-
tilatie ze noodig maakt. Er is geen noodzakelykheid om beweeg-
kracht voor het pompen en ophalen te verschaffen, wat in mijnen
beneden het waterpeil zooveel te beteekenen heeft, hetgeen een
groot voordeel is in de bewerking der myn.
De onderaardsche voorzyden waar nu werk verricht wordt, zyn
ongeveer nonderd in getal. De arbeidsuren der mynwerkers zyn
acht, soms zes. De dag is verdeeld in drie of vier gelyke deelen
naar gelang van het soort van werk. De gemiddelde hoeveelheid
erts die een mynwerker (in acht uren) uithaalt, beloopt van veertig
tot vyftig kwan. Naar gelang van de natuur der rots, wordt bus-
kruit of dynamiet gebruikt, terwyl ingeval eene snellere werking
noodzakelyk is, altoos rotsdrilboren gebezigd worden. De lengte
van den mynspoorweg om de ertsen en steenen, enz. over te
brengen is 173.159 voet.
Het erts wordt gezonden naar de centrale molen, van waar het
bereide erts verzonden wordt naar de smeltery. Het getal werk-
lieden, in dienst Februari 1901, was als volgt: