was het volk verdeeld in klassen, zooals Boesji’s (krygslieden),
Heimins (het volk) en dergelijke. Aan de Boesji’s werd een zeker
aantal maten rjjst toegekend, en het was hun verboden zieh niet
handel of eenig geldmakend bodriji op te houden. Daarentegen
mochten de Heimins of menschen uit de volksklasse geene mili-
taire of burgerlijke betrekkingen bekleeden, maar werden zy geaclit
zieh in handelsondernemingen te begeven. Het verkoopen van land-
eigendom was ten strengste verboden, opdat het niet zou leiden
tot een terugkeer van het vroegere euvel der opslokking. Yerschil-
lende bedryven werden als monopolies uitgesloten en mededinging
van buiten was niet geoorloofd, terwyl een stelsel, waarby ver-
wanten en buren tot onderling hulpbetoon verplicht werden, in
werking kwam. Over het geheel lag het in de bedoeling, dat ieder
mensch een vreedzaam bestaan zou verzekerd zijn, en dat niemand
zou trachten tot een rang op te klimmen, niet in overeenstemming
met zyne omstandigheden. Yandaar dat er, gedurende nagenoeg
300 jaren, tot aan den dageraad van het Meidji-tydperk, een tyd-
vak van ongeevenaarde rust heerschte.
Het derde tydperk onderscheidt zieh door de invoering van Wes-
tersche stelseis. Bij den aanvang van deze periode golden de oude
denkbeeiden nog zoo zeer, dat de organisatie van de centrale
Regeering en het wetboek van strafrecht byna gelijk waren aan
die van het tweede tydperk, toen aanpassingen van het Chineesche
stelsel in zwang waren. Men is echter rekening beginnen te houden
met de publieke opinie ten aanzien van de organisatie der Regeering,
en eene nieuwe wetgeving is er ontleend aan de by de Wes-
tersche volken heerschende gebruiken.
De hervorming van 1868 was hoofdzakelyk te danken aan de
vaderlandslievende handelingen der hoofden van feodale Staten binnen
het rijk, en in het vervolg heeft het nieuwe Gouvernement
op deze zelfde patriotten moeten steunen om alle maatregelen,
welke het ondernomen had, door te zetten. Het was in Juli, 1871,
dat de feodale heeren van alle bestuursmacht verstoken werden. Het
geheele ryk werd toen opnieuw verdeeld in districten en prefecturen
(provincibn) onder contröle van de centrale Regeering, in plaats van
de vroegere feodale Staten en grondgebieden, en zoodoende werden
de grondslagen der nieuwe Regeering gevestigd. De volgende stap was
de herziening en verbetering van het militaire stelsel en van alle zaken
aangaande ünancien, verkeer, onderwys, bankwezen en rechtspraak,
volgens voorbeelden in Europeesche landen en de Yereenigde Staten
van Amerika. Geen punt werd by de herziening onaangeroerd gela-
ten, en alle overblyfselen van feodalisme of klasse-privileges werden
weggevaagd door de gretige toepassing van Westersche stelsels.
De Restauratie van 1868 was inderdaad een stap van ongeöven-
aard gewicht in de geschiedenis van ons volk. Als reactie van
zulk eene groote gebeurtenis, kwam het hier en daar in het ryk
tot beroeringen en eenige onaangename gebeurtenissen, maar geen
van eenig belang, vergeleken met den plotselingen vooruitgang,
welke het verleden scheidt van het Meidji-tydperk. Vele hinder-
nissen heeft men ontmoet by de verandering van het bestuurs-
stelsel gedurende de körte heerschappy van nieuwe methoden,
maar niets heeft Zyne Majesteit Keizer Moetsoehito afgeschrikt om
het hervormingswerk door te zetten volgens vaste beginselen, met
hulp van zulke uitnemende mannen als Okoebo, Kido, en Saigo,
aan vtie de tegenwoordige toestand vari vooruitgang in het eerste
Stadium er van te danken is.
In Juni 1873 werd het eerste jaarlijksche Budget openbaar ge-
maakt, en sinds 1875 zyn jaarlyksche rekeningen in het lieht
gegeven. In April 1895 werden de Senaat en het Hof van Beroep
ingesteld, terwyl de stelsels rakende wetgeving en rechtsbedoeling
onderwyl herzien werden. In Juli 1878, werden er Foe- of Ken-
(provinciale) Yergaderingen en Stads- of Dorpsvergaderingen ingesteld.
Maart 1880 zag de offlcieele installatie van eene Rekenkamer.
In Juli van hetzelfde jaar werden het Wetboek van Strafrecht en
het Wetboek van Strafvordering afgekondigd.
In October 1881 maakte een Keizerlyk besluit bekend, dat er
een Keizerlyke Landdag gehouden zou worden, aan te vangen met
het drie-en-twintigste jaar Meidji (1890). In Februari 1889, werden
de Grondwet van het Keizerryk Japan, de Wet van het Keizerlyk
Huis en de Financie-Wet afgekondigd, in Juni 1890, de Wet van
het Administratieve Recht — terwyl al deze wetten van kracht
werden op den dag, waarop de Keizerlyke Landdag zou gehouden
worden (November van het volgende jaar).
Inmiddels werden er verscheidene belangrijke wetten uitgevaardigd
aangaande de organisatie van het centrale Gouvernement; de
organisatie van grootere en kleinere steden en dorpen; en de
organisatie van Foe’s en Kens; samen met het Burgerlyk Wetboek,
het Wetboek van Koophandel, het Wetboek van Burgerlyke
Rechtsvordering en het herziene Wetboek van Strafvordering.
Het Burgerlyk Wetboek en het Wetboek van Kooppandel bleken
evenwel nog ongeschikte bepalingen te bevatten, zoodat de datum
van hun in werking komen uitgesteld werd met het oog op
vordere herziening, die door den Landdag in de zitting van dat
zelfde jaar zou worden vastgesteld. Vervolgens werden, ten einde
aan algemeen gevoelde tekortkomingen in handelskringen te gemoet
te komen, de meer belangryke voorzieningen van het Wetboek