woordigheid van Japansche ambtenaren te zullen straffen de per-
sonen, schuldig aan den laatsten aanval op de Japanners; en Indien
de Koreaansche Regeering in gebreke bleef binnen den vastge-
stelden term«n zulks te doen, zou Japan het recht hebben, zeit
de schuldigen te arresteeren en te straffen door eigen politie uit
te zenden naar Korea. Korea was gehouden eene lykplechtigheid
t® .b^ on voor de ^Pansche offlcieele personages, die by de wan-
ordeiykheden gedood waren. Het beloofde ook aan Japan eene
schadevergoeding van 600.000 jen te betalen, te voldoen in jaar-
sc 6 Payementen van 100.000 jen (later teruggebracht tot 50.000
jen). Japan verkreeg het recht, een detachement Soldaten in Korea
te stationneeren ter bescherming van het Gezantschapsgebouw-
maar mdien in den loop van een jaar niets gebeurde en indien de
apansche Gezant in Korea de tegenwoordigheid van zulk eene
troepenmacht met langer noodzakelyk achtte, zou deze worden
ingetrokken. Korea moest naar Japan eenen Hoogen Commissaris
zenden met eenen brief van den Koning, waarin vergiffenis werd
gevraagd voor de plaats gehad hebbende rustverstoring.
By additioneel contract werd de grens, waarbinnen de in de
open havens van Korea verblyvende Japanners mochten reizen,
dadely'k verwyd tot 50 Koreaansche ri’s en tot 100 ri’s na aüoop
van het tweede jaar nä de uitwisseling van ratificaties. Aan de
reeds geopende havens zou ook Jokwatin binnen <§<§n jaar worden
toegevoegd en geopend voor den handel met Japan. Aan de Japansche
(Jezanten en Consuls met hunne famüies en gevolg werd het recht
verleend met passen in het binnenland van Korea te reizen en
een beroep werd gedaan op de Koreaansche plaatseiyke Gouverneurs,
hen van escortes te voorzien.
In October 1882 zond Korea Bokoe-ei-ko naar Japan als Hooge
Commissaris met Kin-ban-sjokoe als Adjunct-Hooge Commissaris en
Djo-ko-han als Secretaris met eenen brief en geschenken van den
Koning aan den Keizer van Japan, die hen in het paleis in Tokio
in gehoor ontving. Tegelykertyd kwamen ook de Koreaansche
Minister van Financiön Bin-ei-jokoe, Kin-giok-kin en Li-foek-kwan
die door den Keizer in b«zonder gehoor ontvangen werden. De
omgang van deze mannen met de hooge kringen van Japan leidde
ongetwyfeld tot versterking der Japansche party in Korea.
De Koreaansche aangelegenheid van 1884.
De Edele Heer Iwakoera, die verplicht was geweest zieh uit
het politieke leven terug te trekken wegens ziekte, stierf in Juli
1883. Veertien dagen later keerde Ito uit Europa terug na de
constitutioneele stelsels van Engeland, Duitschland en Oostenryk
bestudeerd te hebben en hy met Inooeje werden het middelpunt
van het politieke leven in Tokio. De Studie van Duitsch recht,
Duitsche politiek en administratie kwam nu in de mode en Inooeje
begon systematisch Japan te europeaniseeren, ten einde het op
gelyke hoögte te plaatsen als Westersche naties en daardoor het
laatste werk der nieuwe Keizerlyke Regeering te vergemakkeiyken,
nl. de herziening der verdragen met de vreemde Mogendheden.
Den 7den Juli 1884 werden de vyf klassen van adeldom ingesteld
en behalve de adeliyken van het oude Keizerlyke Hof en de ge-
wezen Daimio’s, reeds geadeld in het begin van het Nieuwe Tydperk,
werden velen nieuwe adeliyken gemaakt onder de Samoerai’s, die
diensten bewezen hadden aan de nieuwe Keizerlyke Regeering. De
Edele Heer Sandjo en de opvolger van den Edelen Heer Iwakoera
werden Prinsen en Ito, Inooeje, Jamagata, Sojedjima, Okoema,
Matsoekata enz. werden Graaf (van deze werden Ito en Jamagata
later Markies).
Wat Korea betreft, volgden vele Westersche Mogendheden
Japan na en traden in onderhandelingen over verdragen, zooals
Engeland, Amerika, Frankryk en Duitschland in 1883 en Rusland
in 1884.
Eenige Japansche politici, gelyk de oud-Raadsheer Graaf Goto
en Foekoezawa, stichter van Keiwogidjikoe, eene byzondere school
voor politiek en sociale wetenschappen, vormden nu het denkbeeid
Korea te hervormen door de hulp van Japan en den Minister van
Buitenlandsche Zaken, Graaf Inooeje, stond dat denkbeeid niet
geheel en al tegen. Eene zekere som gelds, voorgeschoten door de
Specie-Bank van Jokohama werd te hunner beschikking gesteld
met het doel, politieke kranten in Seoel op te richten, Koreaansche
Soldaten te drillen en dergeiyke; en de leerlingen en agenten van
Graaf Goto en van Foekoezawa gingen naar Korea om de kranten
te sehryven of de hervormingsschema’s te steunen.
De Japansche Regeering benoemde Takezojö, een geleerde in
Chineesche wetenschappen van eenigen naam, tot Gezant in Korea
om de hervormers te ondersteunen.
Maar de Koninginneparty was goed op hare hoede en liet niet
toe, dat de Japansche party sterker werd dan zij kon controleeren.
De Hoofdcommissaris naar Japan Bokoe-ei-ko') kreeg geene hoogere
aanstelling dan het Gouverneurschap van Seoel en Kin-giok-kin
en Djo-ko-han werden slechts benoemd tot Raadsheeren van den
*) In den Engelsehen tekst ook gespeld „Boku-yei-ko". Ve b t .