zakelykheid het onderzoek voort te zetten en ingevolge hun voorstel
werd door de Regeering eene Commissie benoemd om over een
¿umtiil onderwerpen, hiermee in verband, verslag uit te brengen —
o. a. de volgende: 1 . De hoeveelheid in Japan verkrijgbaar yzererts;
2 . de vervaardiging by wyze van proef van ruw yzer en staal;
3. de organisatie der fabriek.
Deze Commissie leverde met succes een met zorg bewerkt en
uitputtend verslag over de aan haar voorgelegde kwesties; maar
de Regeering, onvoldaan zynde met het verslag in kwestie, ge-
lastte eene nieuwe Commissie vordere onderzoekingen te doen over
dezelfde onderwerpen. Dit geschiedde en daarna werd het by wyze
van proef vervaardigen van yzer met succes uitgevoerd te Kamaisji
door de Commissie, onder het persooniyk oppertoezicht van Burg-
graaf Enomoto, den toenmaligen Minister van Landbouw en Handel.
Aangemoedigd door de voorspoedige voltooiing der verschillende
voorloopige onderzoekingen, besloot de Regeering ten slotte haar plan
in praetyk te brengen en met dat doel voor oogen wendde zy
zieh tot den Landdag in de n egende zitting voor het verschieten
van de som van 4.195.793,41 jen als uitgaven voor de oprichting
der fabriek. De Regeeringsvoorstellen werden eenstemmig door beide
Huizen aangenomen. Den 30sten Maart werd een Keizeriyk Edict
uitgevaardigd aangaande de ofhcieele organisatie der fabriek.
In Februari van hetzelfde jaar kondigde de Minister van Landbouw
en Handel aan, dat Jawatamoera, Onga-gori, Tsjikoezen in
de Prefecture Poekoeoka uitgekozen was als de plaats der nieuwe
fabriek. Het noodige land werd spoedig daarna gekocht en met de
opname van het terrein en de fundamenten werd terstond begonnen.
In den tusschentyd werden de Heer Osjima, Technisch Direc-
teur en drie ingenieurs tot de fabriek behoorende buitenslands
gezonden om den bestaanden toestand der staalfabrieken in vreemde
landen te onderzoeken en ook om de meening in te winnen der
bekende deskundigen in Europa en Amerika over de verschillende
onderwerpen met de nieuwe onderneming verbonden. Als resultaat
der zorgvuldige onderzoekingen door deze heeren ingesteld, bevond
men dat de oorspronkelyke ramingen van de kosten van aanbouw
te laag waren om het met succes uitvoeren van het plan, hetwelk
door de Regeering was aangenomen, toe te laten.
In 1898 wendde men zieh tot den Landdag voor eene vordere
som van 6.474.056 jen; de aanvrage werd aangeboden in den vorm
van eene aanvullingsbegrooting. De uitgaven voor de oprichting
der fabriek waren dus toegenomen tot een totaal-generaal van
10.569.849 jen, welke bestreden moesten worden gedurende de
vier met 1901 eindigende jaren. De aandacht der autoriteiten werd
ook gericht op het belang, voor de fabriek goede en geregelde
aanvoeren van erts en steenkool, enz. te verzekeren, evenals op
de raadzaamheid het vervoer te water te vergemakkelyken, wegens
de menigte goederen körnende naar en van de fabriek, het ge-
heele jaar door. De Regeering bood daarom in Februari 1899 aan
den Landdag ramingen aan van 8.632.845 jen, waarin begrepen
4.500.000 jen om de Werken ter verbetering van de haven van
Wakamatsoe te subsidieeren. Het bedrag der voor de oprichting
van de fabriek uitgetrokken uitgaven was zoo vermeerderd tot
19.200.000 jen (by benadering) door de toevoeging van het werk-
kapitaal. Dank zy de onvermoeide en onafgebroken inspanningen
der daarmee belaste ambtenaren, zyn de bouwwerkzaamheden byna
geheel voltooid en men begon den Hoogoven N°. 1 en den Open Haard
onderscheidenlyk 5 Februari en 30 Mei te laten werken. De Pletterij
begon ook spoedig daarna het werk.
De fabrieksterreinen zijn gelegen te Jawatamatsji, Onga-gori,
Tsjikoezen, Prefectuur Foekoeoka by Wakamatsoe (welbekend om
den uitvoer van Kioesjioe-steenkolen) en strekken zieh thans uit
over eene oppervlakte van ongeveer 90 H.A., maar men is van
plan ze later te vergrooten.
Over zee is de afstand van Sjimonoseki of Modji naar de Haven
van Wakamatsoe tien Engelsche myl en van genoemde haven naar
de fabrieksterreinen iets over de twee myl. In de haven van
Wakamatsoe is de diepte van het water, tot aan de laadplaats van
den spoorweg toe, by ebbe 15 Eng.-voet, en van de laadplaats naar
de kade tusschen 10 en 14 Eng. voet. Het eerstgenoemde gedeelte
wordt nu uitgebaggerd en zal 20 Eng. voet diep worden gemaakt.
Met den Kioesjioe-spoorweg, welke verbonden is met de spoorlynen
op de terreinen, duurt het drie-en-veertig minuten om van
Modji naar de Fabriek te gaan.
Wat den watertoevoer betreft, voert eene leiding het water van
de rivier de Itabitsoe naar het fabrieksterrein, en verdeelt het over
alle deelen daarvan. De hoeveelheid aldus aangevoerd water is bij
den laagsten waterstand 3000 L. per minuut, bij gewonen waterstand
6000 L. Bovendien worden nu twee reservoirs gebouwd.
De laadplaats is door spoorlynen verbonden met den Kioesjioe.
spoorweg, evenals met elk deel van het fabrieksterrein. Daar die
lijnen gebouwd zyn volgens de voor den bouw van spoorwegen
in Japan gemaakte voorschriften, kan iedere trein, uit welk deel
van Japan ook, rechtstreeks naar ieder punt der terreinen gevoerd
worden. De lengte van spoorlynen binnen de fabrieksterreinen
bedraagt thans tien E. M., maar zal later zeventien mijl bedragen.
Ook is de fabriek nu een kaaimuur aan het bouwen, welke