Toltarief.
Wat invoerrechten betreft, zouden de tarieven worden aange-
nomen welke men in de Conferentie van 1886—1887 (Conferentie
van Graaf Inooeje) was overeengekomen.
Exterritoriale rechtspraak.
1. Na zekeren datum, vöör de opening van den Keizerlyken
Landdag in 1890, zal aan de vreemdelingen in Japan het recht
worden verleend van vrjj reizen, handelen, wonen en het
bezitten van eigendommen in elk deel van het Japansche Ryk
buiten de grenzen der in de oude verdragen vastgestelde neder-
zettingen; maar diezelfde vreemdelingen zullen onderworpen zyn
aan de rechtspraak van Japan in zaken, die uit de uitoefening van
dat recht ontstaan.
2. De tegenwoordige instelling van nederzettingen en Consulaire
rechtspraak zal een zeker aantal jaren in stand gehouden worden
na den datum vermeld in 1, ten voordeele van hen die daaronder
wenschen te leven, maar na verstricken van die jaren zal die
instelling geheel worden afgeschaft.
3. Over het volgende punt zal men het hfl eene Diplomatieke
Nota eens worden. Alvorens het land te openen, als aangegeven
in 1, zal een zeker aantal vreemde rechtsgeleerden benoemd worden
tot rechters van het Opperste Gerechtshof. Zy zullen moeten deel-
nemen aan de herziening der burgeriyke zaken tot eene waarde
van 100 jen of meer, en aan die van alle strafzaken. Altyd wanneer
een vreemdeling optreedt als öene der partyen in geding, zullen
de volstrekte meerderheid der betrokken rechters vreemdelingen
zy'n. Deze regeling zal tien jaar moeten duren, waarna Japan
onbeperkt recht van rechtspraak verkrygt.
4. Het volgende punt zal ook by eene Diplomatieke Nota worden
beloofd. Ten einde punt 2 uit te voeren, zal een nieuw burgeriyk
wetboek worden afgekondigd en ingevoerd drie jaren na de afschaffing-
der nederzettingen en der Consulaire rechtspraak en de authentieke,
Engelsche vertaling zal anderhalf jaar vöör dienzelfden datum worden
bekend gemaakt.
Zoo gauw het geheim aldus was ruchtbaar gemaakt, rees er
weer eene groote oppositie tegen den nieuwen vorm van herziening,
zoowel in als buiten de Regeering ')• De meerderheid der Genro-in
*) Graaf Okoema deelde den hoofdinhoud van zijn herzieningeontwerp m et
aan zijne eollega’s mede, omdat de verdragsherziening eene aangelegenbeid
was, waarvoor door den Keizer de Minister van Buitenlandsohe Zaken alleen
was in commissie gesteld en niet het Kabinet in het algemeen.
(van den ouden Senaat) en van den Geheimen Raad waren er tegen
en vooral woog zwaar de oppositie van Markies Ito en Graaf
Inooeje, den eersten, omdat hy het gebruik van vreemde rechters
in het opperste gerechtshof niet in overeenstemming met den
geest der nieuwe Grondwet achtte en den laatsten, omdat precies
dezelfde regeling de oorzaak was waardoor zy'n eigen herzienings-
ontwerp twee jaar geleden was verydeld. In den Kabinetsraad,
den 2den Augustus gehouden, werd beslist dat de „vreemde rechtsgeleerden”
in het ontwerp van het herziene verdrag zouden worden
vertolkt als „vreemde rechtsgeleerden, in Japan genaturaliseerd”,
en met groote haast werd eene naturalisatiewet ontworpen. Maar
de maatregel werd op twee gronden nog aan bedenkingen onder-
hevig geacht: ten eerste, omdat de beperking van het Keizeriyk
benoemingsrecht by verdragen tegenstrydig was met het denkbeeid
van onafhankeiykheid; en ten tweede, omdat het feit dat zeven
van de twaalf rechterstoelen van het Opperste Gerechtshof alleen
open waren voor genaturaliseerde onderdanen, duideiyk inbreukig
was op het artikel der Grondwet, waarby alle openbare ambten
open zy'n voor alle Japansche onderdanen geiykeiyk.
Nooit was de politieke stryd zoo luide en zoo heet in Japan
als in dezen tyd. De leden van Graaf Okoema’s party verdedigden
energisch de herziening in redevoeringen en in de couranten, maar
alle andere partyen verwierpen ze als eene nationale schände.
Nieuwe vereenigingen, clubs en couranten rezen (uit den grond)
op in alle districten en onder alle klassen der bevolking, speciaal
voor het doel, op te komen tegen de nieuwe verdragen welke
men meende dat van kracht zouden worden van af Eebruari van
het volgende jaar. Einde September beliep het aantal adressen,
door het volk den Senaat1) betreffende de herziening aangeboden,
alles en alles 305, waarvan 185, geteekend door 63616 personen,
tegen en 120, geteekend door 6759 individuen, vöör de herziening
waren.
De Minister-President, Graaf Koeroda, besloot Graaf Okoema tot
elken prys te steunen, maar Graaf Matsoekata, Minister van
Financiön, stelde voor eene byzondere Commissie te benoemen
voor het onderzoek van noodzakeiyke voorbereidingen voor verdragsherziening,
in te stellen in de verschillende takken van
Administratie; en Graaf Goto, Minister van Yerkeerswezen, achter
wien eene mächtige groep van politieke vereenigingen stond die
zieh allen verzetten tegen de herziening, verlangde eenen Kabinets-
') Volgens dö wet van dien tijd, moesten all© adressen der bevolking
betreffende politieke kwestie’s aan den Senaat worden aangeboden.