maken. Het schilderstuk van de rechterzy had oogenschynlyk meer
bekoorlfkheid dan dat van de tegengestelde party, naardien het
eene schoone voorstelling gaf van de samenleving van een ionger
tydperk.
„Hei-naisji, van de linker party, zei dan ook:
„Zoo wij, de diepten van Isjd’s zee verlatend,
De phantasieen volgen van de nieuwerwetache droomen,
Wordfc al het schoon en al de kunst der onden weggevaagd
Door de kracht der nienwerwetsehe stroomen.
„Wie zal den roem van Narihira prysgeven voor den aanmatigenden
humbug van onze dagen?”
»Toen antwoordde Daini-no-Naisji-no-soeke, van de rechterzy:
„De edele geest die hoog opwaarts stijgt,
Boven *t luchtrnim en *t sterrenheer,
Ziet op de diepte, die daar ligt
Op duizend vämeii onder hem, met kalmte neer.”
„Hierop kwam de Keizerin-Moeder tusschenbeide. Zy zeide: „de
verheven adeldom van Heer Hioje mag, voorzeker, niet stilzwygend
voorbygegaan worden, maar toch zal de naam van Narihira niet
door den zynen geheel in de schaduw kunnen gesteld worden.
Schoon de liefelijke kust van Isje’s zee
Aan allen welbekend mag wezen,
Word© aan des onden visschers hooggevierden naam
Toch alle eerbied ook bewezen.’*
„Er waren nog verscheiden andere rollen te vertoonen, en de
woordenwisseling tusschen beide mededingende partyen werd zeer
warm; 66n rol gaf aanleiding tot veel geschil.
„Terwyl dit gaande was, verscheen G-endji ten tooneele. Hy
gaf het denkbeeid aan de hand om, zoo er volstrekt een wedstryd
moest zyn, dien te stellen op een bepaalden dag, op eene plechtiger
wyze, in tegenwoordigheid des Keizers. Dit denkbeeid vond byval,
en aan den woordenstryd kwam een eind.
„De dag voor dit doel werd vastgesteld. De ex-Keizer, die hier-
van verwittigd was geworden, bood de dame van de Pruime-
bloesem-kamer verscheiden schilderten aan. Het waren grootendeels
voorstellingen van Hoffestiviteiten, waarop verklärende aanteeke-
ningen geschreven waren door den Keizer Jengi. Behalve deze,
was er een, dat expres op zyn bevel door Kimmotsji uitgevoerd
was. Dit was eene voorstelling van de ceremonie welke plaats
had in zyn paleis by het vertrek der dame naar IsjA eenigen tfld
geleden, toen zy daar heen gegaan was als Saigoe. 'Waarschynlyk
kwamen enkele van zyne schilderten ook in handen van haar
mededingster, Vrouwe Kokiden, door zyne moeder (daar de moeder
van de eerste eene zuster van de laatste was).
„Toen de dag aanbrak, werd alles in orde gebracht in de groote
zaal achter in het Paleis, waar de Keizerlyke troon aan het boven-
einde geplaatst was. De Hofdames van beide partyen — die van
de dame der Pruimebloesem-kamer en die van Vrouwe Kokiden —
respectievelyk links en rechts in eene ry opgesteld; de linkerparty
of die van de dame der Pruimebloesem-kamer, met het gelaat naar
het Zuiden, en die van de rechterzy naar het Noorden. Al de
hovelingen namen ook de hun aangewezen plaatsen in. Hier werden
de sehilderyen gebracht. De doos die de stukken der linkerpartf
bevatte, was van purper sandelhout. Het onderstel, waarop de doos
geplaatst was, was van saifraan, en hierover was een dek van
Chineesche brocade, met mauve ondergrond. Het onderstel rustte
op Chineesche gekleurde ztde. Zes jonge meisjes brachten dit alles
naar binnen en sehikten alles in orde. Hun kazami (overkleed) was
van roode en kersebloesemkleur, met tunica’s van wistaria-voering
(licht purper aan de buitenztde en licht groen aan den binnenkant).
„De doos die de schilderten van de rechterzy' bevatte, was van
„Djin”-hout, het onderstel van lichtkleurige „Djin”, het omhulsel
van Koreaansche ztde, met een groenen ondergrond. De voeten
van het onderstel, welke rondom met een zy'den koord omslingerd
waren, vertoonden een modernen en artistieken smaak. De kazami’s
der jonge meisjes waren van wilgen(kleurige) voering (wit van
buiten en groen van binnen), en hunne tunica’s waren van Kerria-
japonica-voering (of geel van buiten en lichtrood van binnen). Zoowel
Gtendji als G-on-Tsjioenagon waren tegenwoordig, op speciale uitnoo-
diging des Keizers, alsook de Prins Stedehouder van Tsjikoesi, die
een bijzonder groot liefhebber van schilderten was, en daarom tot
scheidsrechter bf den wedstrtd van dien dag gekozen werd. Vele
schilderten waren hoogst bewonderenswaardig, en het was zeer
moeiltk te beslissen aan welke de voorkeur behoorde gegeven te
worden. Btvoorbeeld, zoo de eene partf eene rol vertoonde welke „De
Jaargetyden” voorstelde en het meesterstuk van een ouden meester
was, kwam de andere partt voor den dag met eene rol schetsen
op papier, welke nauwelyks minder waren, en meer bloemrfk
versierd dan de oude stukken, ondanks de noodzakelyk beperkte
ruimte, die het gewoonltk uiterst moeilijk maakt, het vergezicht
op de schildert uit te drukken. Er werd dan ook aan beide ztde
warm geredetwist.
„Inmiddels kwam ook de Keizerin-Moeder (Vorstin Wistaria) in
de zaal, terwtl z t de schuifdeur der ontbttkamer terztde schoof.