![](./pubData/source/images/pages/page351.jpg)
beschaving tot in het binnenste van het land doordrong en de
methoden van handel en njjverheid zieh ontwikkelden, moest de
administratie zieh inspannen om de lijnen uit te breiden en de
kantoren te vermeerderen ten einde geiyken tred te houden met
de toenemende vraag; ofschoon er in 1883 en de vjjf daarop vol-
gende jaren eene opmerkeljjke vermindering was in het aantal tele-
grammen ondanks de groote toeneming van lijnen en kantoren.
Dit merkwaardig versehynsel is te wjjten aan den invloed van de
commereieele en industrieele erisis, en na den terugkeer van
activiteit in die kringen nam het aantal telegrammen in geljjke
verhouding tot de toegenomen ontwikkeling van het stelsel toe.
Japan verzond en ontving internationale telegrammen sedert de
opening der lijn tusschen Tokio en Nagasaki in 1873; maar daar
de Administratie van de Telegraaf toen niet aangesloten was bjj
de Internationale Telegraaf-Vereeniging, werden telegrammen buiten
Nagasaki toevertrouwd aan het agentschap der Deensche Groote
Noorder-Telegraaf-Maatschappü, en de behandeling van internationale
telegrammen in Japan was geregeld door de bepaling op den binnenlandsehen
dienst, behalve de schikking aangaande tarieven met
die Maatschappy overeengekomen. Van 1878 af begon men internationale
telegrammen, overeenkomstig de beschikking der Internationale
Telegraaf-Conventie, geteekend te St.-Petersburg in 1875,
te behandelen, en in 1879 nam Japan officieel die conventie aan.
In 1879 werden voor het eerst Japansche gedelegeerden naar de
Internationale Conferentie in Londen gezonden. Na dien tjjd is Japan
op de verdere conferenties, achtereenvolgens in Berlin, Parjjs en
Boedapest gehouden, vertegenwoordigd geworden.
Telefonen.
De invoering van het telefoonstelsel was reeds vroeg een voor-
werp van overweging bij de Regeering. Terwy'l deze het nut van
dit nieuwe middel van gemeenschap ten volle erkende, aarzelde
men te beslissen of de Staat de telefoon behoorde aan te leggen
of wel dat de ontwikkeling ervan overgelaten moest worden aan
eene particulière maatschappy. Niettemin stelde men, daar de
telefoon eene volstrekt nieuwe zaak was, voor, deze eerst grondig
te onderzoeken. Het Ministerie van Verkeerswezen hield zieh ernstig
onledig met deze voorbereidende Studie en beproefde telefonen te
vervaardigen. In 1890 achtte de Regeering het ty'dstip günstig om
deze theoretische studies in practÿk te brengen, en inziende welke
voordeelen zouden voortspruiten uit eigen exploitatie, maakte zÿ
de Regiementen op de Telefoon openbaar. Het eerst werden
telefoondiensten geopend in Tokio en Jokohama op het eind van
1890, en in Osaka en Koke in 1893. Gelÿk het met alle nieuwig-
heden gaat, was het publiek, dat niet ten volle het nut van deze
inrichting begreep, niet verlangend om haar bÿ zieh aan huis aan-
gebracht te hebben; doch nadat de telefoon eenige jaren in wer-
king geweest was, werden de aanvragen zöö talrijk dat de administratie
genoodzaakt was van den Staat een speciaal fonds te vragen,
om aan het algemeen verlangen te voldoen. In 1895 besloot men
tot uitgebreide verbeteringen. Afgescheiden van het dienstjaar
1896—’97, werden niet alleen centrale telefoon-stations opgericht
in alle voor den handel belangrijke steden, doch er werd ook eene
verbinding tusschen deze verschillende plaatsen aangelegd. In
Februari 1899 werd de eerste lÿn op langen afstand geopend
tusschen Tokio en Osaka, een afstand van 350 mjjl.
Het centrale bureau en de publieke telefoonstations stonden
onder contrôle van het Ministerie van Verkeerswezen. In 1890^H
dat is te zeggen, in het eerste jaar van de dienstopening — waren
er alleen in Tokio en Jokohama centrale bureau’s en waren slechts
16 publieke telefoon-stations open voor het publiek. In 1898 —’99
waren er 16 bureau’s en 40 publieke telefonen. In het jaar
1890 — toen het publiek nog niet geheel op de hoogte was van
hare voordeelen en het stelsel niet uitgebreid was — waren er
slechts 334 aangeslotenen ; maar op het einde van het dienstjaar
1898—’99 waren 8.064 huizen voorzien van eene telefoon. De
aanvragen namen zöö snel toe, dat een 6.915 aanzoeken nog
wachtten op aansluiting. De ontwikkeling blÿkt uit het feit, dat
er in 1890—’91 twee centrale bureau’s, 16 publieke telefonen en
343 abonnés waren; en in 1898 —’99 13 centrale bureau’s, 46
publieke telefoonstations en 2738 deelnemers. In 1902 — ’03 waren
er 318 publieke stations, en werden 111.597.714 boodschappen
verzonden.
De telefoonlÿnen worden aangelegd en onderhouden door den
Staat. Zy worden aangelegd, om aan de toenemende vraag te gemoet
te komen, doch binnen de grenzen van het Budget. In één stad
gaat de uitbreiding der lÿnen slechts langzaam in verhouding tot
de toenemende aanvraag om draden. Er zy'n talrÿke palen belast
met meer dan éoo draden. Om alle gevaar te voorkomen, heeft
de administratie aangevangen deze onder den grond te leggen.
Telefoonverkeer kan gehouden worden tusschen geabonneerden
of geabonneerden en het publiek, of twee willekeurige personen.
In het eerste geval betalen de geabonneerden niets extra, daar zy
eene vaste jaarlÿksche som betalen. In het tweede geval betaalt