Engeland. Yerleden jaar ontstond een geschil tusschen Engeland
en Transvaal. Het was eenvoudig te w\]ton aan eene poging van
reizigers of omployö’s van eene maatschappy om eene omwenteling
in Transvaal teweeg te brengen. De zaak zelve was onbeduidend, maar
ofschoon ze ontstond in een kleine Zuid-Afrikaansche Republiek - een
land dat byna het karakter van een staat onder Britseh protectoraat
heeft — gaf ze aanleiding tot verwikkelingen tusschen Duitschland
en Engeland, en dreigde ze een oogenblik de twee Mogendheden
bijna in een oorlog te wikkelen. Het geschil tusschen Duitschland
en Engeland bleef niet lang tot deze twee landen beperkt; het
strekte zieh oogenschynlyk uit tot het Duitsche Drievoudig Yerbond
en andere Mogendheden, en werd dus ook eene algemeene internationale
aangelegenheid *)• Inderdaad, de grenzen van buitenlandsch
verkeer hebben zieh geleidelyk dermate uitgebreid, dat eene zeer
geringe zaak er 6<§n wordt die de geheele wereld aangaat. De oorlog
met China in het 27ste en 28ste jaar Meidji ging oorspronkelyk
alleen Japan en China aan en raakte de andere Mogendheden in
het geheel niet. Doch zelfs deze zaak leidde in laatstgenoemd jaar
tot de tusschenkomst van de drie invloedrijkste Mogendheden van
het vasteland van Europa. Zoo werd het ook eene algemeene internationale
kwestie. Ten gevolge van den oorlog tusschen Japan en
China is het gekomen, dat terwijl de uitdrukking „Oostersche
Kwestie” vroeger alleen op het befaamde vraagstuk van Oostelyk
Europa placht toepasselyk te zijn, ze than» de tweevoudige betee-
kenis heeft van de Nabijgelegen-Oostersche en de Yerre-Oostersche
Kwestie. In eön woord, de kring van buitenlandsch verkeer is
zoozeer uitgebreid geworden, dat het geringste incident de belangen
der geheele wereld kan raken.
Ik wensch hier nadruk te leggen op de twee feiten, dat het
verkeer met het buitenland bovenal op eene ruime schaal moet aan-
gelegd worden, want alle plannen der diplomatie hebben onmiddellijk
belang voor de geheele wereld; en dat, aangezien de buitenlandsche,
of, liever, nationale Staatkunde vast, onveranderlyk en gestadig
moet wezen, de beste methode van diplomatie is, zieh stipt te
houden aan de beginselen van internationaal recht. Om nu zieh te
houden aan de beginselen van internationaal recht, moet de diplomatie
gegrond zyn op rechtvaardigheid. De macht der rechtvaardig-
heid is groot, want ze is zeker van de Sympathie der geheele
wereld. Na jaren lang met yver en vlyt zieh aan den nationalen
*) Het zal wel niet noodig wezen den Hollandschen lezer opmerkzaam te
maken op de gebrekkige yoorstelling der feiten hier door den redenaar
gegeven. Vebt.
vooruitgang gewyd te hebben, en zoover gekomen te zjjn dat het
de groote vriendschap der Mogendheden van Europa en Amerika
geniet, is Japan, dat gedurende veertig jaren door onvoordeelige
tractaten gekluisterd is geweest, thans tot zulk eene positie voort-
geschreden, dat het, in overeenstemming met de beginselen van
internationaal recht, erkend wordt als eene in waarheid onafhanke
lyke Mogendheid, en, volgens internationaal gebruik, de behandeling
als geljjke verworven heeft. Dit is feitelyk het gevolg van deszelfs
eigen vooruitgang en van Engelands toestemming, die de overige
Staten, geleid heeft tot de herziening der bestaande tractaten, eene
toestemming welke gevolgd werd door eene soortgelyke volledige
uiting van bereidwilligheid en toestemming tot het herzien der
tractaten door de overige Mogendheden van Europa en Amerika.
Zoo is de tractaat-herziening, hetgeen gedurende tientallen van
jaren by ons een voornaam doel geweest is, tot stand gekomen;
de eenige Mogendheid die nog geen herziening tot stand heeft
gebracht, is Oostenrijk-Hongarije, doch de onderhandelingen met
dit ryk zullen zonder twyfel vroeger of later tot een bevredigend
besluit gebracht worden. Japan zal aldus eene positie van gelykheid
met de wereld bereikt hebben.
Er is tot nu toe beweerd, gelyk u bekend is, zelfs door groote
rechtsgeleerden, dat extra-territoriale rechtspleging uitgeoefend moet
worden in alle niet-Christelyke landen en onder alle andere rassen
dan het blanke. Maar die theorie heeft ■ men van lieverlede laten
varen en Japan, dat zijn vooruitgang op rechtvaardigheid gegrond
en den billtjken steun der wereld ontvangen heeft, is, schoon
buiten het gebied des Christendoms en der blanke rassen staande,
er in geslaagd eene positie van gelijkheid met hen te bereiken.
Daarom, indien wij al de vruchten der tractaat-herziening willen
plukken, moeten wij ons nog meer beyveren om ons land te ont-
wikkelen. Er is geen twyfel aan, dat het land vooruit zal gaan, en
de vooruitgang er van zal hand in hand gaan met de diplomatie.
Wfl moeten die beste type van diplomatie aannemen, welke,
gegrond op rechtvaardigheid, zoo dicht mogelyk zieh aansiuit by
het internationale recht. Dit is niet louter eene uiting van inij
zelven, d. i. te zeggen van Okoema persoonlyk. Het is mjj'no ver-
klaring als een vertegenwoordiger van het Meidji-tydperk. Die soort
van diplomatie welke verändert met haar bestuurder is hoogst
verderfelyk en gevaarlyk. Er zyn veel voorbeelden van tydelyk
succes, behaald door buitengewone genieen of door buitengewone
diplomatenkunst, maar zulke successen zyn zoo broos als torens
op zand gebouwd. Dat is het wat ik bedoel met te zeggen dat de
buitenlandsche staatkunde vast, onwrikbaar en onveranderlyk moet