korps diplomaten uitgenoodigd tot een déjeuner aan het Hof na
afloop van de ceremonie, maar daar het reeds onbehaaglÿk warm
was, sloegen zÿ allen de uitnoodiging af met uitzondering van
onzen Afgezant, die, de Chineesche etiquette volmaakt kennende,
ze met blÿdscbap aanvaardde als eene zeer groote eer. Het gerucht
ging later, dat de Chineescbe prinsen en de Ministers ten zeerste
hunne goedkeuring er over hadden uitgesproken dat de Japansche
Gezant „den rechten weg” begreep en dat zy zieh hadden beklaagd
over de Europeescbe en Amerikaansche Gezanten, die hun „Vader
en Heer” d. w. z. den Keizer, met veraebting hadden bejegend.
Den dag volgende op de audientie bracht de Britsebe Gezant
Sojedjima een bezoek en bedankte hem uit naam zjjner collega’s.
Toen de G-ezant China verliet, begeleidde hem de Taotai van Tientsin,
als vertegenwoordiger van Li-hoeng-tsjang, tot Takoe en éen-en-
twintig schoten werden gelost van de met vlaggen versierde forten,
zÿnde dit de eerste gelegenheid dat zulke eer bewezen werd aan
vreemde vertegenwoordigers onder gewone omstandigheden.
By zijne aankomst in Tokio, brachten alle vreemde Gezanten
hem te zamen een bezoek; en, commentaren makende op zÿn
succès in Peking, gaven zij de volgende merkwaardige verzekering:
„Wij zouden wenschen te kunnen zeggen dat wÿ dat altijd gedaan
„hadden; maar het is een feit, dat wÿ van dezen dag af u zullen
„beschouwen als den Minister van Buitenlandsche Zaken van eenen
„werkelyk onafhankely'ken Staat” ; en zij noodigden hem gezamenlijk
uit tot een felicitatie-diner.
Binnen de muren van het Pekingsche Hof zijn verscheidene zalen,
elk bestemd voor afzonderlÿke ceremonieele diensten. Sjiko-den,
waarin de audientie plaats had, was oorspronkelÿk aangewezen
voor de ontvangst van schatplichtige Mongoolsche prinsen. Toen
dit feit in 1889 bekend was geworden, eischten de Gezanten der
Mogendheden in Peking, dat de plaats voor au dien ties voortaan zou
worden overgebracht naar Boenkwa-den, maar het Hof verplaatste
ze naar Sjokwoden, hetwelk belangrijker was dan Sjiko-den1), maar
minder belangrijk dan Boenkwa-den. Het was pas na den oorlog met
Japan, dat men Boenkwa-den ging gebruiken voor de ceremonie.
De groote Kabinetscrisis van 1878.
De politiek van Sojedjima’s zending was oorlog met Korea en
al zijne energie was erop gericht, belemmeringen van de zij de van
*) In den Engelschen tekst hier geeehreven „Sji-ko-den” Ve r t .
China, ingeval de oorlog verklaard werd, uit den weg te ruimen.
Maar men wist reeds, dat het gezantschap van Iwakoera eerlang
zou terugkeeren met eenen ruimeren blik op de wereld, en ver-
moedelyk tot eene politiek van vrede geneigd. Dat maakte een deel
van de aan het bewind zijnde mannen nog opgewondener dan vroeger.
Hoe in militaire kringen, met den grooten Satsoema’er Saigo,
Opperbevelhebber van het Japansche leger, als middelpunt, toenter
tyd gedacht werd over de politiek der europeaniseering kan men
beoordeelen uit de wisseling van inzichten, die tusschen hem en
Generaal Kojata Torio (thans Geheimraad Burggraaf Torio), die veel
voor de reorganisatie van het Japansche leger had gedaan, plaats
had. In zijne „Souvenirs” (Djikkwason) schrijft Generaal Torio,
dat zijne theorie was als volgt: De wäre kracht eener natie bestaat
in het juiste evenwicht tusschen martiale kracht en geestelyke
beschaving; dat het Japan van het nieuwe tijdperk eene grondige
hervorming van deze beide vormen van nationale bedrij ngheid
noodzakeljjk maakte, maar dat, aangezien het onmogelijk was beide
hervormingen tegelijkertijd door.te zetten, en aangezien het milita-
risme zoowel de wortel was van Japans wäre kracht als in
een betrekkelijk korter tijdsverloop kon worden hervormd, het voor
Japan voordeeliger zou zijn eerst het volk militair op te voeden
door de oude klasse der Samoerai’s te herstellen en alle hare
mannelyke leden tusschen twintig en veertig jaar in actieven dienst
in te lijven. Hiervoor moest twee derde van alle inkomsten worden
besteed voor handhaving van het leger en behoorde in alle andere
takken van administratie de uiterste zuinigheid te worden betracht.
Generaal Torio drong er bij den Opperbevelhebber Saigo op aan,
met zijne theorie in te stemmen en te trachten ze door te zetten
vöör het gezantschap van Iwakoera terugkwam. Saigo was het
volkomen eens met deze theorie, schrijft de Generaal, en beloofde
by zijn leven dat hy ze uit zou voeren op v o o rwa a r d e , dat
oo rl og met Kor e a de e e r s t e s t a p zou zjj n te h a r e r
v e rw e z e n l y k i n g ! Hy gaf te verstaan, dat aangezien de leden
der Keizerlijke Regeering aan den Edelen Heer Iwakoera plechtig
hadden beloofd geene verandering te zullen invoeren tot na zijne
terugkomst — behalve de absoluut onvermijdelijke tt- er geen
andere weg bestond dan dit openlijk te betoogen na terugkomst
van het gezantschap en in tegenwoordigheid van de vereuropeani-
seeringspartij.
Dit feit, verbonden met het feit dat Sojedjima op zijnen weg
naar China een bezoek had gebracht aan Kagosjima, voornamelyk
met het doel den Opperbevelhebber te spreken, stelt het buiten
twjjfel, dat de Koreaansche veldtocht bij hen reeds vaststond. Ook