eene Constitutie beloofd. Markies Ito werd naar het buitenland
gezonden met de speciale opdracht om de verschillende regeerings-
vormen en eonstituties te bestudeeren. By zyne terugkomst stelde
hij de tegenwoordige Constitutie van Japan op. Deze werd ingewyd
in 1889, doch bad aanvankelyk niet veel succes, kan ook thans
niet gezegd worden günstig te werken, uit hoofde voornamelyk
van de omstandigheid dat het volk onvoorbereid is voor zulk een
vroeger ongekend aandeel in macht en gezag. Daardoor wogen bij
vele afgevaardigden plaatselyke belangen of eigenbelang zwaarder
dan het nationaal belang. Er heeft gedurig wryving tusschen de
Regeering en het Parlement bestaan, en de daaruit voortspruitende
veelvuldige Kabinetsveranderingen hebben het moeielijk gemaakt,
het nemen van duurzame en vörstrekkende maatregelen ten beste
van Japan aan te moedigen. Toen ter tijd stond het vraagstuk der
organisatie en, zooals van zelf spreekt, der constitutie op den
voorgrond, en er volgde bijna eene verzotheid om op elk denkbaar
onderwerp wetten te maken. Bijvoorbeeld, een stelsel van gemeente-
bestuur werd uit Europa ingevoerd en alle overige takken van het
Ieven der natie werden in nieuwe vormen gefatsoeneerd. Het was
in dit zelfde tijdperk dat ook de lagere rangen der maatschappy
nog sneller wenschten vooruit te streven dan de hoogere. Het
gevolg was dat verschillende wetten of reeksen van wetten uit
verschillende landen werden ingevoerd en in werking gebracht met
behulp van Eransche, Duitsehe of Engelsche rechtsgeleerden. Dit had
tot onvermijdelijk gevolg onvereenigbaarheid en zelfs tegenstrijdig-
heid tusschen de verschillende deelen van het stelsel der wetten.
Aangezien de vereuropeesching des lands zeer snel in haar werk
was gegaan, had men mögen verwachten dat de vreemde Mogend-
heden gereedelyk in eene herziening der tractaten vroeger hadden
toegestemd, maar in werkelykheid was dit niet het geval. Toen
de eerste conferentie van de vertegenwoordigers der door een
tractaat met Japan verbonden Mogendheden gehouden werd,
was ik Minister van Buitenlandsche Zaken, en het was myn
einstige begeerte om aan Japan toltarief-autonomie terug te geven.
Het scheen my allernoodzakelykst dat wy de macht moesten
hebben om onze industrieen te beschermen, zoo het noodig geacht
werd. Een blik op de heerschende stelsels over de geheele wereld
leerde mij, dat de algemeene richting ten gunste van beschermende
tarieven was. Engeland was de hoofduitzondering, en het is wöl
bekend waarom het de beginselen van den Vryhandel aankleeft.
Dies scheen het my toe dat het niet meer dan billyk was aan
Japan toe te staan, het voorbeeld van andere naties te volgen en
tariefmuren op te richten, indien het zulks mocht willen. De
buitenlandsche vertegenwoordigers, ieder er op uit om voor het
eigene land zooveel voordeel te behalen als mogelyk, weigerden
aan Japan autonomie in zjjne tarieven terug te geven. Ik nam
daarom myn ontslag, vermits het my onmogelyk was de zaken
ten beste van Japan te regelen.
In 1894 kwam de oorlog met China, die als met eene groote
overwinning bekroond beschouwd moet worden, wanneer wy letten
op de verrichtingen van land- en zeemacht, en ook op het feit dat
350 000.000 jen als schadevergoeding betaald werden. Het is eene
merkwaardige zaak dat juist de grootte der schadevergoeding uit-
werkselen had van dien aard, dat men geneigd zou zijn te meenen
dat een oorlog waarin men zegeviert byna verderfelyk voor den
overwinnaar kan wezen. Yóór den tyd waarop de schadevergoeding
betaald werd, was er nooit gelegenheid geweest om van honderden
millioenen jen in het fmancieel Beheer des lands te spreken. De
inkomsten hadden niet meer dan het cyfer van 80.000.000 jen
bereikt. Daardoor wekte het denkbeeid dat 350.000.000 jen het
land binnenkwamen, een gevoel van omnetelyken rykdom, zoowel in
Regeeringskringen als by private personen. Alle takken van Bestuur
werden enorm uitgezet, de onproductieve zoowel als de productieve
De groote som gelds bracht het land in het geheel geen voordeel
aan; inderdaad, ze deed meer kwaad, doordat ze eene paddestoel-
ontwikkeling van industrieen bevorderde. De zaak was, dat al de
muntspecie zeer snel het land uitging, zoowel door toedoen van
de Regeering als door dat van individúen. De industrieén die in
het leven geroepen werden, waren afhankelyk van vreemde onder-
steuning en in slechts zeer zeldzame gevallen droegen ze by tot
de ontwikkeling van de natuurlyke hulpbronnen des lands. Het zy
hier aangestipt, dat van de uitgaven voor spoorwegen en weveryen
40 percent en 70 percent onderscheidenlijk het contant geld ver-
tegenwoordigen, hetwelk uit het land gezonden werd voor den
aankoop van machines, enz. En zoo vloeide de schadevergoeding
niet alleen weg uit het land, maar verliet veel meer geld het land
als een gevolg van den met overwinning bekroonden oorlog.
Ik was in Londen ten tyde van den Fransch-Duitschen oorlog,
en bezocht Berlijn kort na het sluiten van den vrede. Daar vond ik
alles verwonderlyk voorspoedig, voor zooverre zulks uiterlyk bleek.
De prys van eene kamer die vóór den oorlog 5 jen was, was
gerezen tot 25 jen. De schadevergoeding van 5,000,000 jen *) had
dezelfde uitwerking gehad in Duitschland als de Chineesche schade-
*) Dit is een font, hetzij van den schrijver of van den drnkker, daar, gelijk
men weet, de som 5 milliarden frank was, dus ongeveer 2 milliard jen. Y e k t .