mannen der wereld warm ontvangen, maar op welke gronden?
De President der Yereenigde Staten prees Japan wegens ztfne
militaire kloekheid en schoone kunsten. Prÿzen Duitschland,
Prankrÿk en Engeland Japan niet hemelhoog op denzelfden
grond? Indien de warme ontvangst, die ik in het buitenland
genoot, steunt op het gevoelen dat ik kwam van een land,
bekend om zÿne militaire verrichtingen, moet ik bekennen
dat die ontvangst een genadeslag voor onze hoop is. Omdat,
vrees ik, te veel militairisme het leven zelf van eene natie zal
ondermjjnen. Ik neem aan, dat de Karners van Koophandel
van Japan handelsbelangen met vreemde landen wenschen uit te
breiden. Indien dit werkelÿk het geval is, moeten plaatselijke
gevoelens worden afgelegd; tegelÿkertijd moeten zÿ wijd en zÿd
handelskennis zoeken. Niemand kan heftiger zijn dan ik in
het zieh kanten tegen den geest van uitsluiting, welke ons volk
karakteriseerde.
Laat mÿ u echter eraan herinneren, dat kapitaal is als
water: het vloeit vi'ijelÿk en loopt naar de plaats, waar de aan-
trekking het grootst is. Indien wij onze pogingen vereenigden om
Japan zoo aantrekkelÿk mogelijk te maken, dan ben ik bijna zeker
dat vreemd kapitaal zou worden ingevoerd in Japan. Zoolang wij,
eenerzijds, aandringen op de open-deur-politiek voor den handel,
en wij, aan den anderen kant, toch den ouden, engen, exclusieven
geest behouden, kunnen wij niets doen. Onze politiek is zelf-
moordend. Vooruitstrevendheid en conservatisme zjjn onvereenigbaar.
Om openhartig te zijn, ik vrees dat onze wetten in zekere mate
een sluitboom zijn tegen de invoering van vreemd kapitaal. Daarom
zÿn er drie punten, welke zorgvuldig behoorden te worden over-
wogen :
1. Alle wetten of organisaties, welke hinderpalen vormen voor
eene uitbreiding van Japans handel over de geheele wereld behoorden
te worden opgeruimd.
2. Wij behoorden ons allen aaneen te sluiten ter uitwisseling
onzer denkbeeiden met de voornaamste mannen van de wereld,
aldus ons bekend makende met den toestand van den buitenland-
schen handel, terwfll wij het tegelijkertÿd tot onze nationale politiek
maken om vreemdelingen een helderder inzicht te geven in den
waren toestand van Japans finaneiën, economische toestanden,
handel en nÿverheid. Regeering en bevolking beiden moesten zieh
vereenigen tot deze poging. Men heeft mij verteld, dat Rusland
alle mogelijke middelen aanwendt om hetzelfde doel als het onze
te bereiken.
3. Het laatste, maar volstrekt niet het minst belangrijke punt
is de verbetering der Japansche zedelijkheid in handelszaken. In
weerwil van mijzelf, aarzel ik te zeggen dat Japan eene even
hooge zedelijkheid heeft in den handel als Engeland, Amerika en
Duitschland. Zoolang de tegenwoordige, läge Staat der moraliteit
voortduurt, zullen alle onze pogingen om kapitaal uit het buitenland
te krijgen volstrekt onbeduidend zijn. Wetten kunnen ver-
beterd worden, maar de hinderpaal eener läge zedelijkheid is veel
sterker dan die van siechte wetten. Laat ons alle mogelijke middelen
aanwenden om den standaard onzer zedelijkheid in zaken te
verbeteren. Een ander ding is, dat niet te veel nadruk gelegd kan
worden op de noodzakelijkheid van eenheid. De Japanners zijn
inderdaad een vreemd volk. Individueele pogingen zijn goed, maar
wanneer zij gezamenljjk gedaan worden rijzen er zeker moeilijk-
heden. Ik bezweer alle mannen van zaken van Japan, goed vast te
houden aan het beginsel „eendracht maakt macht” (in vereeniging
is kracht).
II. Algemeen Overzicht v a n de industrieele en
financieele toestanden
DOOB
BARON SJIBOESAWA.
Ten einde den tegenwoordigen, economischen toestand van het
Japansche Rijk duidelijk te maken, geef ik in de volgende blad-
zijden eene körte aanteekening over de nationale inkomsten en
uitgaven en enkele andere punten en eenen uitleg van de ver-
anderingen daarin. De tabellen met cijfers zijn in tweeen verdeeld,
de ontwikkeling vöör en na den Chineeschen oorlog aantoonende.
Inkomsten en uitgaven.
Yan 1881 tot 1895, gedurende veertien jaren, was er geene
noemenswaardige verandering, noch in de inkomsten, noch in de
uitgaven van het Rijk, zijnde elk tusschen de 70.000.000 en
80.000.000 jen. Maar na den Chineesch-Japanschen oorlog in 1895
vermeerderde de Regeering, een zg. „plan voor tien jaren voor open-
bare werken” aannemende, hare ondernemingen in alle richtingen,
te beginnen met het werk der nationale verdediging en alle andere