en volk aan de Keizerlÿke Regeering over, en in 1871 werd een
prefecturaal (provinciaal) stelsel ingevoerd voor de administratie
van het gansche land, waardoor het onder rechtstreeksche contrôle
van de centrale Regeering gesteld werd ’). De feodale privilèges
der landheeren en hunne onderhoorigen werden aldus afgeschaft, en
het land kon voortaan bestuurd worden volgens eenvormige wetten,
voor welke lieden van allerlei soort en conditie op voet van gelÿk-
heid stonden. Een van de belangrÿke gevolgen der afschafflng van
het feodaal systeem was, dat het mogelÿk werd eene duidelÿke
onderscheiding te maken tusschen administratieve macht en eigendomsrecht
van land, die in de (handen der) heeren van leenen
vereenigd waren. In het verzoekschrift der landheeren om hunne
domeinen en volk aan de Keizerlijke Regeering te mögen overgeven,
wordt als reden van hun besluit opgegeven, dat „vermits alle
domeinen en volk aan den Keizer toebehooren, wjj, onderdanen van
Zÿne Majesteit, die niet in privaatbezit mögen hebben.” De nieuwe
Regeering bevestigde de territoriale souvereiniteit over de te harer
vervoeging gestelde domeinen en hield aan zieh de administratieve
macht, volgens de hedendaagsche beginselen van publiek recht,
terwÿl het eigendomsrecht van land aan private personen verleend
werd. Hierin was de grondslag gelegd voor een duurzaam financie-
stelsel, berekend om voldoende inkomsten aan de Regeering te
verzekeren, en de belastingplichtigheid van het volk op eene goed
bepaalde basis te stellen. De eerste stap om aan het nieuwe beginsel
volle kracht te geven, was de hervorming van de wet op de
grondbelasting, hetgeen onder de belangrÿkste gebeurtenissen in
de jaarboeken van het nieuwe Japan mag gerekend worden.
Yan het grondbeginsel van het nieuwe régime, als aangekondigd
in de vermaarde vÿf artikelen van den Keizerlijken Eed die daags
na de omwenteling werden afgekondigd, kunnen drie trekken als
het meest op den voorgrond tredende aangemerkt worden, namely'k :
werkdadige deelneming aan den vooruitgang der wereld, eerbied
voor de openbare meening in het bestier der Staatszaken, en de
maatschappeljjke emancipatie der volksklassen s).
Zelfs na overgave van hunne domeinen en volk aan de Keizerlijke Regeering
in 1869, vrerden de landheeren aangesteld als gouverneurs der onderscheiden-
ljjke districten, en gemachtigd de bevoegdheden, vroeger door hen uitgeoefend,
te behouden. De verandering te dier tijde was dus sleohts nominaal ; de werke-
lijke afschafflng van het feodalisme dagteekent van de invoering van het
prefecturaal stelsel, waaronder de post van gouverneur vervuld werd door de
agenten der centrale Regeering.
') Het derde artikel van den Eed zegt dat het geheele volk de vrijhoid
moet hebben om ten voile uiting te geven aan zijne gezindheid.
G-eljjk de eerbied voor de openbare meening de hoogste uitdruk-
king vond in de invoering van het vertegenwoordigend stelsel, en
de werkdadige deelneming aan den algemeenen vooruitgang ten
gevolge had dat Japan eene volkomen internationale Stelling verkreeg
door de herziening der tractaten, zoo bereidde de emancipatie van
het volk den weg tot eene merkwaardige openbaring van economische
werkzaamheid. Natuurlyk kan geen bepaalde tyd aangewezen worden
als datum waarop de laatste van deze gebeurtenissen haar beslag
kreeg, gelyk in het geval der twee andere. Wilde men dien echter
vastknoopen aan eene bjjzondere gebeurtenis, dan zou de hervorming
van de grondbelasting de meest geschikte zyn. De afschafflng der
leenen, die aan de Privileges der krijgerklasse een einde maakte,
was de afbrekende zyde der emancipatie; maar de hervorming der
grondbelasting, die den belangryksten vorm van privaateigendom
verzekerde, was de grootste maatregel van wetgeving aan de
opbouwende zyde.
De hervorming der grondbelasting werd voorgesteld in 1879 *),
de fundamenteele wetten daarop betrekkelijk werden afgekondigd in
1873, en de ten uitvoerlegging was voltooid in 1881. Ofschoon de
maatregel eene hervorming heette, was het in werkelykheid niet
minder dan de genesis van een ddnvormig stelsel, dat noodzakelijk
voortvloeide uit de unificatie van het land. De meest kenmerkende
trekken van het nieuwe stelsel kunnen in het kort worden aan-
gegeven als volgt:
1. Het grondeigendomsrecht van private personen werd bepaald
erkend en bevestigd. In Europa schynen er gevallen geweest te
zyn, dat feodale goederen als privaatbezittingen, hetzy door de
Kroon of door de Vorsten behouden werden, zelfs nadat het staatkundig
stelsel van landheerschap ophield te bestaanJ). Dienten -
gevolge moest de conversie van feodaal bezit in volkomen eigendom
soms door middel van koop bewerkstelligd worden. Doch in Japan
was het een ander geval, daar al de feodale pachters in eens en
zonder eenige transactie van persoonlyken aard, erkend werden
als eigenaars der onderscheidenlyke gronden die zy feitelijk in
bezit hadden. Voor het opgeven van hunne domeinen werden de
landheeren en hunne volgelingen schadeloos gesteld door de schenking
van Regeerings-obligaties.
2. Beperkingen op het grondeigendomsrecht des volks werden weg-
genomen. Dit is slechts eene aanvullende bepaling van de erkenning
van volkomen eigendom. Onder het Sjogoenaat was koop en verkoop
*) Zoo S ta a t er; bedoeld zal wezen 1869 of 1870. Yb b t .
J) Dit achijnt bedoeld met o v e r l o r d s o h a p van den Engelschen tekst. „