vergoeding op Japan. Vier jaar later kwam de depressie inDuitsch-
land, met het bankroet gaan van tal van banken en andere onder-
nemingen die opgeschoten waren als een gevolg van den oorlog.
Weldra had het grootste gedeelte van de schadevergoeding Duitsch-
land verlaten en veel was teruggekeerd naar Frankryk. In het
geval van Japan, ging het geld naar vier of vjjf Mogendheden
in stede van öön, anders is de parallel juist. Maar er was een groot
verschil tusschen de handelwijze der Duitschers in den tyd der
depressie en die der Japanners. Dit verschil verklaart, waarom het
voor Duitsehland gemakkelyker viel de moeielyke tyden te verdra-
gen dan voor Japan. Duitsehland had gezucht onder den druk van
Napoleon I en was tot een staat van armoede gebracht, die zöö
nypend was dat ze de bevolking de striktste zuinigheid leerde betrachten.
Het vooruitzicht dat de oorlog met Frankryk lang kon
duren en de met zekerheid te verwachten kosten er van bevor-
derden ook, om niet te zeggen dwongen tot, zuinigheid. Ook was
het Duitsche stelsel van opvoeding zeer streng. Daardoor waren de
Duitschers in staat na het einde van hun voorspoed zieh met
nieuwe kracht in te spannen en tot hunne oude zuinige gewoonten
terug te keeren. Ook waren gedurende de voorspoedige tijden in
Duitsehland fabrieken en andere productieve werken gevestigd
geworden, welke de hulpbronnen des lands hadden benuttigd en
ontwikkeld. Dus was het voor Duitsehland in menig opzicht gemak-
kelijker, te bekomen van de uitwerkselen der schijnwelvaai't die
uit de schadevergoeding voorsproot, dan voor Japan.
Duitsehland was, en is, bij machte hare industrieen door tarieven
te beschermen en zoodoende hunne geregelde ontwikkeling te
verzekeren. Aan Japan heeft men dit recht ettelijke jaren ontzegd,
ten gevolge van de handelwijze der vreemde naties ten tijde van
de herziening der tractaten. Dit gemis aan tarief-autonomie heeft de
behoorlijke en geregelde ontwikkeling van Japans hulpbronnon
belemmerd, en geleid tot den invoer der grondstoffen van buiten,
om de verschillende fabrieken te voorzien. En dit niettegenstaande
in veel gevallen de grondstoffen in Japan te krijgen waren. Dit feit
herinnert ons, hoe Nieuw-Japan grootendeels een gewrocht is der
(ingevoerde) wetten. Toen het gemeentebestuur werd ingevoerd en
de noodige wetten werden opgesteld, richtten de districten zieh in
naar de nieuwe wetten en maakten ze de wetten niet zöö, dat ze
voor de bestaande toestanden pasten. En zoo ook was door het
feitelyke verbod van tarief-autonomie en de daaruit voortspruitende
onmogelykheid om zyne industrieen te beschermen, Japan gedwongen
om zyne grondstoffen uit het buitenland in te voeren. Zulks moest
natuurlyk ten gevolge hebben dat het geld uit het land vloeide.
Het schynt my toe, dat Japans positie zöö noodzakelijk is voor
de Q-roote Mogendheden om het evenwicht in het verre Oosten te
bewaren, dat zy bereid moesten wezen om de herziene tractaten
te wyzigen en aan Japan de macht te verleenen zyne industrieön
te beschermen. Door zulk eene handelwijze zouden zy Japan in
staat stellen zyn handel op eene vaste basis te plaatsen. Uithoofde
van de groote invoeren na den oorlog en uithoofde van de onmo-
gelijkheid om de tarieven te veränderen, was de handels-balans
gedurende vele jaren voor Japan ongunstig. En zoo hebben de
oorspronkelyke gebreken van het Japansche financiewezen, de
snelle vereuropeesching des lands, met hare onvermydelyke uit-
gaven, de dolle begeerte naar uitbreiding van zaken na den oorlog,
de onmogelykheid om onze industrieen tegen vreemde concurrentie
te beschermen, en veel andere ter loops vermelde oorzaken samengewerkt
om de onlangs heerschende financieele depressie te weeg
te brengen.
Ik wil echter by de bijzonderheden van die depressie niet langer
stilstaan, maar liever, na de oorzaken aangewezen te hebben, in
ruwe omtrekken een plan sehetsen om de financieele situatie
blijvend te versterken. Buitenlandsch kapitaal is voor Japans
vooruitgang volstrekt noodzakelijk. Zulk kapitaal kan ingebracht
worden, hetzy door dat buitenlanders geld beieggen in Japan of
doordat de Regeering leeningen in het buitenland aangaat. Aan het
laatste is het gevaar verbonden dat het geld, zoo verkregen, zou
uitgegeven worden zonder Japan of de Japansche industrieen
wezenlyk voordeel aan te brengen. Ook loopt men gevaar dat groote
leeningen eene soortgelyke uitwerking zouden hebben als de schadevergoeding.
Mijns bedunkens, zou het niet weinig moeite in-
hebben eene groote buitenlandsche leening aan te gaan alleenlyk
op het krediet des lands, dewyl er groot wantrouwen heerscht
tegen Japan in zake van geldbelegging. Ik zou willen voorstellen
de nationalisatie der spoorwegen in Japan, waarbij de tegenwoor-
dige aandeelhouders zouden worden betaald in Gouvernements-
schuldbewyzen. Met deze genationaliseerde spoorwegen als waarborg,
zou het gemakkelyk wezen eene leening buitenslands aan te gaan.
Als volledige bijzonderheden omtrent de opbrengst der spoorwegen
ter kennis van vreemde naties gebracht werden, zou de waarborg
als gezond erkend worden, en zou men voordeelige voorwaarden
kunnen bedingen. Het geld op deze wyze verkregen zou besteed
moeten worden voor het aflossen van de G-ouvernements-schuld-
bewyzen, uitgegeven aan de houders van spoorwegaandeelen ten
tyde der nationalisatie. Op deze wyze zou de leening de schuld op
den waarborg, waarop de leening was aangegaan, aflossen. Doch