party, die hy (de schryver) omhelsd had. De mythische by mengseis
daargelaten, heeft het boek een grooten invloed geoefend, en doet
dat nog, op het gemoed der Japanners, hetgeen voor vreemden
eenigszins onverklaarbaar moet zyn. De „Tsoeredzoere-Goesa” is
ook een gewrocht van ongeveer denzelfden tyd. Het is eene ver-
zameling van gelegenheidsopmerkingen. Het behelst veel wysgee-
rige, godsdienstige en luimige overdenkingen en heeft groote waarde.
Het is in zuiver phonetisch Japansch geschreven, evenals de Heian-
romans, maar in veel bondiger en flinker taal. Ondanks dit alles
stond, in haar geheel beschouwd, de beschaving van deze tyd-
vakken achter by die van de Heian-periode. Er werden gedichten
vervaardigd, maar ook daarin leefde niet meer de kracht der Muze
van Nara; zy bereikten niet eens het peil der verzen van den
Heian-tyd. Gedurende het grootste gedeelte van deze drie tydper-
ken werden de monniken der Boeddhistische tempels byna de
eenige bewaarders van literarische kennis.
Het was in de Tokoegawa-periode dat de literarische beschaving
herleefde en zieh tot eene vroeger ongekende hoogte ontwikkelde.
Doch alvorens tot dit tydperk over te gaan, moeten wy de aan-
dacht vestigen op een g e n r e van groote Verdienste en aanbelang;
ik bedoel de „No”. Ze ontwikkelde zieh om het midden van het
Asjikaga-tydvak, en ontleende in zekere mate hären oorsprong aan
eene ander soort van met zang begeleiden dans, die veel ouder en
eenvoudiger was. Ze doorleefde het Oda-Tojotomi-tydvak en is met
levendige belangstelling tot onze dagen in stand gehouden. Het is
eene soort van tooneelspel, dat op eene opera op zeer beperkte schaal
gelykt. De geschreven teksten worden door de tooneelspelers ge-
zongen; er is eene hoofdflguur en eene secundaire figuur, en een
voldoend koor in elk stuk. Ik heb eens een Grieksch stuk zien
speien door de „undergraduates” te Cambridge in navolging van
de oude Grieken, en ik heb enkele Grieksche drama’s gelezen, en
heb eenige gelflkenis bespeurd tusschen dezelve en onze „No”,
ofschoon de schaal van onze „No” natuurlyk maar een miniatuur
is vergeleken met de drama’s der Grieken. De teksten van de „No”
heeten „Jokiokoe” of „Oetai” . Zy worden door de bewonderaars
ook wel zonder actie van buiten geleerd en gezongen. Zij waren
populair by de hoogere standen en in de laatste jaren is de ver-
tooning ervan onder de gegoede klassen zeer in zwang gekomen.
De intrigue en handeling zyn niet ingewikkeld, maar fljn, en som-
mige passages in den tekst z(]n prächtig, schoon niet klassiek.
Hun toon is sierlyk en verheven, en daarom geschikt voor de
hoogere standen; vandaar dat een „No” zelfs byj feestelyke gelegen-
heden aan het Hof van den Sjogoen werd vertoond. Nauw verwant
met de „No”, en in opkomst en ontwikkeling daarop gelykende,
is eene reeks van kluchtige vertooningen, „Kiogen” geheeten. Het
woord „Kiogen” beteekent letterlijk „dolle uitingen”. De teksten
van de „Kiogen” zyn komische dialogen, satiriek zonder platheid,
en hebben geen dichterlyke bestanddeelen. Zy worden nooit gezongen;
zy zyn alleen ingericht voor actie en worden gespeeld na het
No-drama, hoewel nu en dan de „Kiogens” alleen zonder de „No”
vertoond worden'; men moet hun echter niet weinig Verdienste
toekennen. Zy stellen als hunne voornaamste personen groote
feodale heeren voor, en in vele stukken is het beloop van het stuk
zoo ingericht, dat zulke heeren door de overige personen voor den
gek worden gehouden; ze werden gespeeld in een tyd toen de
feodale discipline zeer streng was, en toch berustte men in deze
pretmakery. Dit bewy st hoe listig de komische rollen vertoond werden,
zoodat zelfs de feodale heeren zieh daarby niet konden ergeren.
Dit zyn de voornaamste punten van hunne onloochenbare Verdienste.
In het Tokoegawa-tydvak, gelyk ik boven reeds zeide, verspreid-
den zieh literatuur en boekenstudie in alle richtingen, en speelden
wysgeerige verhandelingen in het leven der menschen geene geringe
rol, terwyl vöör dien tyd de Japansche letterkunde zeer weinig
Philosophie bezat. Geschiedenissen werden geschreven, klassieke
aanteekeningen samengesteld, ethische uitleggingen en zedekundige
lessen in het licht gegeven, alles in ontzettende hoeveelheden. Ook
werken der verdichting versehenen in verbazende menigte; doch
het zal beter zyn, denk ik, dat ik eenigszins vollediger dezen
vooruitgang beknoptelyk beschryf, al zal ik dien slechts in alge-
meene trekken schetsen.
Na de vestiging van het Tokoegawa-Gouvernement te Jedo, thans
Tokio, genoot het land een lang tydperk van vrede, van over de
270 jaar. Gedurende dien tyd maakten kunst en literatuur groote
vorderingen, gelyk bereids aangetoond. Scholen werden opgericht
niet enkel in Jedo, maar ook in de provinciale hoofdzetels der
feodale heeren, behalve veel private scholen, welke door vermaarde
geleerden op eigen kosten opgericht werden. In deze scholen begon
de opleiding der Samoeraifamilies, en velen onder de Samoerais,
wier bezigheid en neiging in vroeger dagen geheel op vechten
gericht was, begonnen boeken te bestudeeren; in de private scholen
waren veel liefhebbers ook van de burgerklasse, die zieh aan de
Studie zetten. Er waren eene menigte geleerden wier bezigheid het
was te studeeren, te schryven en te onderwyzen. Het waren hoofd-
zakelyk kenners van het Chineesch, wier werk het was de leer
van Confucius uit te leggen; zy werden de Ziöesjo’s genaamd, en
stonden in groote achting by het publiek. In den aanvang van het