kinderlijke liefde bemerkt men onder de dieren weinig, nadat
zp gespeend zijn. Was het de laatste deugd die zieh in de orde
der ethische evolutie ontwikkelde? Wat hare afkomst ook zfl
Mr. Herbert Spencer beschouwt hèt blflkbaar voor een flauwer
wordenden trek in eene zieh ontwikkelende menschheid; en ik
ontwaar, dat er overal teekenen zÿn dat zg plaats maakt voor
individualisme en zelfzucht; voornamelgk schont dit het geval te
zÿn in het Christendom. Het Christendom, waarmee ik niet bedoel
wat Jezus van Nazaret leerde, maar een hybridisch zedekundig
stelsel, een mengsel van een beetje verouderd Judaïsme, Egyptisch
Ascetisme, Grieksche verhevenheid, Romeinsche aanmatiging, Ger-
maansche bjjgeloovigheden en eigenlgk van alles wat strekt om
het ondermaansche bestaan gemakkelijk te maken door het wettigen
van geheele uitmoording van zwakkere rassen, of nu en dan van
het vermoorden van gekroonde hoofden - het Christendom, zeg
ik, leert, dat de kern van eene welgeordende maatschappÿ gelegd
is in de echtelijke betrekking tusschen de eerste voorouders en
dat daarom een man vader en moeder verlaten moet en zijne
vrouw aanhangen. Eene leer op zichzelve niet gemakkelijk te be-
grijpen, zooals Paulus zelf toegeeft, en zeer twjjfelachtig in toe-
passing, daar ze bedoelen kan, wat zoo vaak gebeurt, dat een
onnoozel jonkman, wanneer hij verzot is op een lichtzinnig meisje,
zijne ouders mag geringschatten.
Christus heèft dit zeker nooit bedoeld, en evenmin bevelen de
Tien Geboden: „Gg zult uwe vrouw meer liefhebben, dan g g uw
vader en moeder zult eeren.” De Boe s j i do beweert, dat demaat-
schappij — de gemeenschap der geesten — niet begonnen is met
Adam en zijne vrouw - d. i. met echtelijke betrekkingen - maar
met Adam en diens Yader. Zelfs zonder behulp van Mark Twain’s
levendig „Dagboek van Adam”, kunnen wtj ons den tijd voor-
stellen, toen Eva eene vreemdelinge was in Eden. Eer dit lang-
harige schepsel verscheen, had Adam reeds dikwgls met zgnen
Maker, Schepper en Yader verkeerd, zoodat de betrekking tusschen
zoon en Yader reeds bestaan had, zelfs volgens het Bijbelsch ver-
haal, vöör die tusschen man en vrouw ; met andere woorden :
Kinderlijke Piëteit is wat den voorrang aangaat, de éerste van alle
deugden. Nagenoeg onbekend bÿ de lagere dieren, werd zÿ misschien
het eerst gevoeld bp de menschen. Het is niet onmogelÿk, dat op
het oogenblik, toen een viervoetig schepsel rechtop liep, hij uitriep :
„Abba, Yader.” Zooveel wat betreff den eisch dien het Christendom
stelt dat huwelijksliefde aan kinderliefde voorafgaat.
Ons denkbeeld over kinderlgke liefde is daarom - bovenal dank-
baarheid voor ons bestaan en alles wat het in zieh sluit. Dat hebben
wij van het Sjintolsme geleerd; en hoewel het Boeddhisme
ons eene sceptische natuurhistorische opvatting van onze geboorte
gegeven heeft, werd deze door het gezond verstand van het volk
als onwaar verworpen.
Ik bedoel geen snorkerg '), wanneer ik verklaar te gelooven,
dat in den grond het instinct van het Japansche ras gezond was
(en naar ik hoop, nog is). Het heeft zedelijke waarheden sneller
in zieh opgenomen, dan zijne intellectueele leermeesters van het
vasteland van Azie. Er is meer dan gewoon verstand in de volgende
aneedote: „Een Chineesch heerscher gaf Japan eens H e t Boek
„van de Y i e r - e n - t w i n t i g d ade n van K in de r l i j k e P i ö t e i t
„ten geschenke, waarna Japan H e t Boe k van de Yier -en-
„ t w i nt i g d ade n v an K in d er l i j k e On g e h o o r z a amh e i d
„zond, vergezeld van een brief, waarin geschreven stond, dat terwjjl
„men in China maar vier-en-twintig gevallen van kinderliefde kon
„vinden, men in Japan niet meer dan hetzelfde aantal menschen
„kon vinden die van ongehoorzaamheid beticht konden worden.”
Ik heb het onderwerp van kinderlijke plichten nog lang niet
uitgeput. Het is op zichzelf een uitgebreid thema, en indien wij het in
al zijne vertakkingen, als de macht en verantwoordelijkheid van
ouders, de vereering der voorouders, het samenstel van het gezin,
de huiselijke opvoeding der jeugd, de plaats der moeder in
het huisgezin, vervolgen wilden, zou het mij in de sfeeren der
rechtsgeleerdheid en sociologie voeren,. welke boven mijn bereik
zijn. Gebrek aan ttjd is mijne voornaamste verontschuldiging voor
het bekorten van mijn betoog. Het is hier echter de rechte plaats,
om in körte woorden de positie der vrouw te beschrijven, daar
het voornamelijk als moeder was, dat zij onze hulde ontving. In
geen opzicht verschilt onze Ridderschap meer van de Europeesche
dan in hare houding tegenover het zwakkere geslacht. „In Europa,
zegt St. Palaye, „is galanterie als het wäre de ziel der samenleving.”
De zoogenaamde g a i s a b r e u r !) — de lustige wetenschap des
oorlogs en der galanterie — werd beoefend en tot wetten verheven,
die meer gebiedend waren dan die van militaire eer. En waarop
kwam het neer? Wij zien Gibbon blozen als hij het aanroert; wij
hooren het Hallam „ongeoorloofde liefde” noemen: Preeman en
Green gebruiken nog krassere bewoordingen. Niettemin was er
een greintje waarheid in. Had het niet bestaan, waar zouden de
dames der Christenheid gebleven zijn? Cornish herhaalthettelkens,
1i D e S c lu 'ijv e r b e z ig t e e n n i th e em s c h w c o r d : b r a g g a d o c i o , m e t fo n ti e v e
s p e ll in g . V e r t .
s) B e d o e ld 8 a v o i r (?) u