het voorwendsel, dat de Commissaris alleen werd uitgezonden met
het doel „de rebellen te straffen” .
Graaf Inooeje kwam den 3 den Januari 1885 in Seoel aan, ver-
gezeld door den Gezant Takezojd, Luitenant-Generaal Takasjima en
Schout-bij-Nacht Kabajama, met een zeker aantal land- en zee-
troepen. Daar de Chineesche Commissaris reeds met zyne Soldaten
was aangekomen, moesten de Japansche troepen buiten de stad
worden opgesteld om eene botsing te vermijden. Go-dai-tsjo liet
nu plakkaten aanplakken op de voornaamste plaatsen in Seoel,
luidende dat de misdadige pogingen der oproerige onderdanen
Kin-giok-kin, Bokoe-ei-ko en diens party den gerechten toorn van
den Chineeschen keizer hadden opgewekt, die nu „uit bezorgd-
he id v oor z p e n Oos t e l y k e n v a z a l s t a a t ” zynen officier
zendt met het grootsche leger om den Koning te beschermen enz.
De audientie had als gewoonlpk plaats; en den 8sten opende
Graaf Inooeje onderhandelingen met Bjn-ko-sjin, den Koreaanschen
gevolmachtigde en Minister van Buitenlandsche Zaken, toen een
vreemd tooneel voorviel. Daar de Japansche eisch om genoeg-
doening zeer bescheiden was, was de Koreaansche Minister ge-
neigd alles aan te nemen, toen plotseling de Chineesche commis-
saris Go-dai-tsjo zieh, zonder kennisgave of uitnoodiging, toegang
verschaffe tot de kamer der onderhandelingen en verlangde te weten
den hoofdinhoud van hetgeen waarover onderhandeld werd. Graaf
Inooeje weigerde iets met hem te doen. Toen een stuk papier
nemende, schreef Go-dai-tsjo daarop de volgende woorden en gaf
het aan den Graaf:
„Voor de bemiddeling eener derde Mogendheid tnsschen twee met elkaar in
„conflict zijnde naties, zijn precedentenj maar zoo zij niet wordt aangenomen,
„zal ik er niet toe dwingen. Ik wensch alleen dat de Korea opgelegde voor-
„waarden redelijk en gematigd zijn.”
Op een ander stuk papier schreef hy eenige dreigende woorden
neer en het aan den Koreaanschen Minister gevende, wandelde
hü zwygend heen.
Den volgenden dag werd het Yerdrag van Seoel geteekend,
waarbij Korea vyf dingen aannam, n l.: 1. Een byzonder Gezant-
schap naar Japan te zendenrom leedwezen uit te drukken over de
plaats gehad hebbende gebeurtenis. 2. 110.000 jen te betalen als
schadevergoeding voor de in Korea gedoode en gewonde Japanners,
zoowel als voor de vemielde eigendommen der Japansche onderdanen.
3. Streng te straffen hen, die schuldig waren aan den
moord op Kapitein Isobajasji, die in het binnenland was geweest,
toen de rustverstoring plaats greep. 4. Grond aan te bieden en
20.000 jen te betalen voor den wederopbouw van het Japansche
Gezantschapsgebouw. 5. Eene kazerne weder op te bouwen voor
de Japansche Soldaten op kosten der Koreaansche Regeering. Daar
geene voorziening was gemaakt om amnestie te verkrygen voor
de politieke misdaden der Japansche party en daar ook de schadevergoeding
veel minder was dan de in 1882 verkregen som,
veroorzaakte het verdrag eenige ontevredenheid in Japan; maar
men moet bedenken, dat de voornaamste zorg van Graaf Inooeje
op een geheel ander punt gericht was — nl. van de Koreaansche
Regeering officieel de erkenning te verkrygen, dat de Japansche
Gezant Takezoje niet betrokken was in de den 4den December
begane misdaad.
Korea zond Djo-so-oe en Mollendorff naar Japan, zooals in het
verdrag was gestipuleerd en onthoofde ook de moordenaars van
Kapitein Isobajasji in tegenwoordigheid van de leden van ons
Gezantschap. Zoo werd de rekening met Korea vereffend, maar
het teerste deel van de zaak bleef nog over, nl. de noodzakelyk-
heid, China verantwoordelyk te stellen voor het gedrag zyner
Soldaten in Korea, hetgeen gelyk stond met het zyne aanspraken
op suzereiniteit te doen verloochenen. Deze moeilyke taak werd
toevertrouwd aan Graaf Ito, onlangs uit Europa teruggekeerd en
op dat oogenblik het arabt vervullende van Raadsheer en Minister
van het Keizerlyk Huis. Hy werd benoemd tot Afgezant met eene
byzondere zending naar China in Februari 1885 en de Raadsheer
Graaf Jorimitsji Saigo vergezelde hem.
Bü aankomst in Tientsin, werd Graaf Ito officieel medegedeeld,
dat Li-hoeng-tsjang benoemd was tot Gevolmachtigde om de Koreaansche
aangelegenheid te behandelen, zoodat het niet noodig was
dat de Afgezanten doorgingen naar Peking. Hier moest echter
Graaf Ito kiezen tusschen twee richtingen, welke beide warme
verdedigers vonden onder zyn gevolg, dat zulke bekwame mannen
als Ki Inooeje en Mijodji Ito telde. Daar China juist op dat oogenblik
lydende was onder eenen grooten druk van Frankryk, kon
ons Gezantschap partij trekken van den toestand en de zaken
haastig ten einde brengen door China te dreigen; of eenen geheel
tegenovergestelden koers nemende, kon het met China’s tegen-
spoeden sympathiseeren, het overtuigen van Japans oprechtheid
door niet party te trekken van China’s verlegenheid en het Japans
eischen doen inwilligen door de moreele overtuiging., dat het zyn
belang was de vriendschap van zulk eene natie als Japan niet op
te öfteren, het ware denkbeeid van Oostersche zedelykheid begrypende.
Om de betrekkingen tusschen Japan en China, wat Korea betreff,
op eenen degelyken duurzamen grondslag te vestigen, scheen de
15