De politiek van China dan was Korea meer en meer aan zieh te
trekken door de Koreanen bevreesd te maken voor Japans plan,
het schiereiland in te lyven, daardoor zyne bloot historische suze-
reiniteit omzettende in eene werkelt]ke. Hier was dus eene groote
bron van internationale complicaties in de toekomst.
Maar het ontbrak Korea reeds niet geheel aan mannen die
voorzien konden, welke groote toekomst voor Japan was weggelegd
en die werkelyk goede betrekkingen met ons wenschten aan te
kweeken voor het heil van hun land of ten minste als het middel,
tusschen de beide met elkaar wedy verende partyen van Tai-in-koen
en de verwanten der Koningin, hunne macht te bevestigen. Het
middelpunt dezer nieuwe party was een eerzuchtige, jonge man
van den stam Kin, genaamd Kin-giok-kin, die voor zijne zaak wist
te winnen Bokoe-ei-ko, geboren uit een zeer aanzienlijk geslacht,
en in naam echtgenoot *) van eene der koninklijke Prinsessen.
Djo-ko-han 2) .behoorde ook tot deze party. Zy zonden eenen Boed-
dhistischen priester, Li-to-djin genaamd, naar Japan, ten einde
hunne denkbeeiden mede te deelen aan Japansche staatslieden en
later zonden zy nog twee mannen, Li-ken-goe en Takoe-tei-sjokoe
naar Japan met brieven aan den Minister van Justitie Iwakoera
en Raadsheer Inooeje. Deze drie personen keerden naar Korea
terug na iets van Japan gezien te hebben en maakten kennis met
de Japansche staatslieden; maar in plaats van te luisteren naar de
bevelen van Kin-giok-kin en Bokoe-ei-ko, gingen zy over naar
eene fractie van de Bin-party, bestaande uit Bin-tai-ko, zynen
zoon Bin-ei-jokoe, Ko-ei-sjokoe en zyne vrienden, die den priester
Li-to-djin met den Koning in kennis brachten en hem verslag lieten
doen aan den Souverein over alles wat hy in Japan had gezien-
Daarop besloot de Koning eenen troep van tien man naar Japan
te zenden met de zending waarnemingen te doen en studies te
maken, en de Japansche Regeering liet met genoegen aan de
Koreanen alles zien wat zy te vertoonen had, van af het inwendige
der Gouvernementskantoren, banken en scholen tot de post- en
telegraafbureau's en sterrenkundige en meteorologische observatoria
toe. Zoo begonnen de Koning en een deel van den stam Bin te
worden gejapanniseerd, maar daar de geheele familie der Koningin
nog tegen het denkbeeid was, verbanden zy Kin-giok-kin naar eene
afgelegen provincie, en lieten den priester Li-to-djin vermoorden.
i) Als in Korea eene Prinses van den bloede ten hnwelijk gegeven wordt
aan eenen der onderdanen, hebben alleen de hnwelÿksoeremonies plaats en
is niet een samenleven als man en vrouw het gevolg ervan.
3) l n den Engelschen tekst o o k „ J iO -k o -h a n ” gespeld. Ye b t .
Daar do Regeering van de familie der Koningin zeer onpepulalr
was geworden ten gevolge van de afpersingen en drukkende maat-
regelen der daartoe behoorende ambtenaren, werd in 1881 Kin-
giok-kin uit zÿne verbanning teruggeroepen en trachtte hÿ, in
gemeen overleg met Bokoe-ei-ko en Djo-ko-han, hervormingen in de
Regeering in te voeren. Hunne macht echter te zwak gevoelende
voor die taak, zorgden Kin-giok-kin en Djo-ko-han ervoor, door
Bin-ei-jokoe naar Japan te worden gezonden op eene halfofflcieele
zending, ten einde in persoon met onze staatslieden te beraad-
slagen over de middelen om Korea te hervormen onder de leiding
van Japan. De twee Koreanen kwamen in de maand Januari 1882
in Tokio aan, en van dezen tÿd dateert de poging van de zÿde
van sommige politici en staatslieden van Japan om Korea’s voogden
te worden, zelfs met betrekking tot zÿne zuiver binnenlandsche
aangelegenheden.
In het begin van 1882 waren er dus drie onderscheidene partÿen
duidelÿk merkbaar aan het Koreaansche Hof: de Tai-in-koenpartÿ,
toen niet aan het bewind, maar voeling houdende met het krÿgsvolk
en alle reactionaire elementen in het volk ; de geheele Koninginne-
partÿ, die steunde op China; en de partÿ van Kin-giok-kin, Bokoe.
ei-ko, Djo-ko-han met een deel van den stam Bin als hunnen
patroon, trachtende eene nieuwe bron van macht te vinden in Japan.
De kalmte werd verbroken door de Tai-in-koenpartÿ, die handig
gebruik maakte van de ontevredenheid van het krÿgsvolk en het
volk om den coup d’é t a t van Juli 1882 tot stand te brengen,
tegen beide mededingende partÿen gericht. Een lid der Koninginne-
partÿ Bin-ken-ko, die de geldmiddelen van het Koreaansche leger
in handen had, had de traktementen der Soldaten van verscheidene
maanden in zÿnen zak gestoken; en toen hij een deel van het
achterstallige betaalde, verminderden zÿne ondergeschikten die som,
door ook wat in hunne zakken te steken. De woedende Soldaten
vielen de ondergeschikte, met betaling belaste personen aan, die
vluchtten in het huis van hunnen chef en de Soldaten valschelÿk
van misdaden beschuldigden. Bin-ken-ko beval de zg. hoofddaders
te arresteeren en veroordeelde hen ter dood. Het garnizoen stond
nu als één man op en liep naar Tai-in-koen, die hen formeel be-
daarde, maar in het geheim hen opwekte tot een algemeen oproer,
met het dubbele doel, de Koningin en de leden van het geslacht
Bin te vermoorden en Korea van de gehate Japanners te zuiveren.
De Soldaten maakten zieh meester van het arsenaal en nadat eene
volksmenigte van meerdere duizenden Koreanen zieh bÿ hen gevoegd
had, vielen zÿ in den avond van den 23sten Juli 1882 het Japansche
Gezantschapsgebouw aan. Den volgenden morgen doodden