het te gebeuren, dat er geene provincie in Japan was, waar de
zyderups niet werd gekweekt en het product niet werd vervaardigd.
Tjjdens de „Eeuw van Oorlogen” of de Japansche Donkere Eeuwen,
beginnende omstreeks 936 n. Chr. en ongeveer 700 jaar durende,
leed het product in jammerlpke mate en werd de teelt alleen voort-
gezet in achteraf gelegen plaatsen, welke betrekkelijk vrjj waren
van de verwoestingen door vuur en het zwaard. Met den terugkeer
van vrede-toestanden, omstreeks het jaar 1615, begonnen de
Damnos, verlangend het volk zieh weder te zien wijdon aan
beroepen welke ordelpke toestanden in de hand werkten, ijverig
eene weder-opleving van den zjjdehandel aan te moedigen. Met dat
al bracht echter het aannemen van wetten op de weelde, aan het
gemeene volk verbiedende zjjden kleeding te dragen, het werk
weer in verwarring en het was niet vöör de opening der verdrags-
havens in 1859, dat de markt voor Japansche zjjden stoffen weer
in eenigszins aanmerkelpken graad opbloeide. Met het Nieuwe
Tijdperk heeft de Keizerljjke Regeering, de wenschen des Keizers
ten uitvoer leggende, het produceeren van zijde met alle in haar
vermögen zjjnde middelen aangemoedigd.
Verschillende omstandigheden hebben in de laatste jaren van tijd
tot tijd samengewerkt om in verkeerde riehting op den zpdehandel
des lands invloed uit te oefenen. Spoedig na het openstellen der
havens voor den vreemden handel veroorzaakte de zpderups-
epidemie in Europa groote navraag naar eieren van Japansche
zijderupsen, en er werden zeer groote hoeveelheden uitgevoerd;
maar het succes maakte de teelders zorgeloos en een groot aantal
eieren van minder hoedanigheid werd weggezonden. De Regeering,
de zekerheid ziende van eventueel verlies van handel en prestige,
welke uit oneerlijke praktjjken van dezen aard moesten voortvloeien,
deed verschillende pogingen om toezicht uit te oefenen op den
uitvoerhandel, maar met weinig succes.
Middelerwyl had de vraag naar de beste kwaliteit zijderupsen
voor Europeesche teelders tot resultaat proefnemingen, welke een
bevredigend product opleverden, en de buitenlandsche handel in eieren
van Japansche zijderupsen verminderde geleidelijk, totdat hy ophield
te bestaan. Ontaarding in de vervaardiging van ruwe zijde was uit
dezelfde oorzaken begonnen, en er waren luide klachten van buitenlandsche
koopers. De Regeering nam toen de zaak met vastberaden-
heid ter hand en na vele plannen beproefd te hebben om aan
bedenking onderhevige praktijken uit te bannen, werd er in het
jaar 1885 eene serie regiementen opgesteld voor het vormen van
gilden onder de belanghebbenden in deze nijverheid. Het resultaat
is hoogst bevredigend geweest.
De traditioneele methode van verzorging der zjjderups was
afkomstig van Prins Sjotokoe, van wien gezegd wordt dat hy
den landbouwers vertelde, dat zjj hunne rupsen moesten kweeken
juist zooals ouders hunne jonge kinderen verzorgen en groot-
brengen; dat zij over de rupsen behoorden te denken juist zooals
ouders denken over hunne eigen kinderen; dat bij het regelen der
temperatuur voor de rupsen zjj moesten beoordeelen wat voor deze
het best paste, het vertrek noch te warm noch te koel makende,
terwijl zij het eene goede luchtverversching gaven; en dat zij dag
en nacht de uiterste zorg aan de rupsen moesten besteden. De
denkbeeiden, in deze leeringen belichaamd, zjjn precies hetgeen
heden ten dage wordt onderwezen en waarnaar wordt gehandeld.
Toch opende de Wereldtentoonstelling te Weenen in 1872 de oogen
aan vooruitstrevende Japansche zijdeproducenten voor de waarde
van wetenschappelijke kennis, en de ambtenaren die de Tentoon-
stelling bezochten, keerden huiswaarts enthousiast voor nieuwe en
volmaakte methoden. De Keizerlijke Regeering, altijd gereed alle
plannen voor de verbetering des lands en van zijnen handel te
koesteren en op de voorslagen van deze ambtenaren handelende,
liet laboratoria oprichten voor de zjjdecultuur. De aanvankelijke
moeilijkheden werden na eenige lichte verwikkelingen overkomen
en heden ten dage wordt er een groot aantal jonge mannen
gezonden om onderrieht te ontvangen in practisch wetenschappe-
lijk kweeken van de zijderups. De resultaten van proefnemingen
in de laboratoria worden van tijd tot tijd openbaar gemaakt, zeer
ten voordeele van de zijdecultuur in het algemeen, terwijl onder
deze aanmoedigende omstandigheden de bij de industrie belanghebbenden
in de vier belangrijke en vooruitstrevende provincien
Poekoesjima, Q-oemma, Nagano en Saitama wandelleeraars in hunne
districten rondzenden.
De algemeene stijging in de loonen en de körte tijd dat de
eigenljjke eierteelt duurt, hebben het voordeel van de productie
van zijde tot zulk een punt teruggebracht dat, terwijl de industrie
is toegenomen, zij dat voor het grootste deel heeft gedaan als een
nevenbedrijf van den boer, (op deze wijze, dat) een der kamers
van zijne woning wordt afgezonderd als kweekvertrek, terwijl
familieleden op de rupsen passen. Men kan een denkbeeid ver-
krjjgen van de verbazende verspreiding dezer bezigheid als nevenbedrijf
uit het feit, dat er in 1901 niet minder dan 2.475.819
families waren, die aldus werkzaam waren, terwijl er aan ver-
vaardigers van zijde 421.941 waren. Die cijfers voor het jaar 1901
toonen aan, dat er aan ruwe zijde eene totale productie was van
14.639.670 pond avoir du pois, waarvan de uitvoerhandel 11.596.941