hulpmiddel voor de Regeering was het uitgeven van papiergeld.
Daarby kwam, dat by de afschafflng van het feodaalstelsel in 1871
(4de jaar Meidji) de Keizerlyke Regeering verplicht was al het
papiergeld over te nemen hetwelk door verschillende Daimio’s uit-
gegeven was geworden, en om dit soort van papiergeld te verpassen
was de Regeering wederom verplicht om nog een ruim
bedrag van papiergeld uit te geven. Al deze oorzaken werkten
samen om het bedrag van oninwisselbaar papiergeld een ontzettend
hoog cyfer te doen bereiken.
Het krediet van deze muntbiljetten was in den beginne uiter-
mate siecht. Dit was zonder twyfel voor een groot deel te wyten
aan het weinige krediet dat de Keizerlyke Regeering zelve genoot,
maar ook aan het feit dat het volk niet de droevige ervaringen
konde vergeten van de verliezen, die het geleden had ten gevolge
van de verschillende oninwisselbare muntbiljetten uit de feodale tyden.
Het nieuwe papiergeld werd door het volk, zelfs tegen een ruim
disconto, niet aangenomen, zoodat de Regeering zieh genoopt zag
stappen te doen om het bedrag te verminderen door het in te
wisselen voor Grouvernements-schuldbewyzen, met 6 percent interest,
welke uitgegeven werden onder de Kinsatoe (letterlyk goud-biljet)
Wissel-Obligatie-Reglementen. Door deze maatregelen, alsook doordat
het krediet der Regeering steeg, sleet allengskens de afkeer tegen
papiergeld, zoodat de lieden eindelyk zelfs er toe kwamen het
boven specie te verkiezen om het gemak in het gebruik.
De zaken gingen goed vooruit, toen in 1877 (10de jaar Meidji)
een opstand in de Zuid-westelyke provincies uitbrak. De Regeering
was wederom gedwongen hare toevlucht te nemen tot het uitgeven
van een ruim bedrag van oninwisselbare muntbiljetten, hetgeen
eene ophooping en daarop volgende depreciatie van deze muntbiljetten
teweegbracht. Er was nog eene andere oorzaak die dit
gevolg had — namelyk de vermeerdering na 1876 van de nationale
banknoten, te wyten aan het toenemend aantal nationale banken,
ten gevolge van zekere amendementen in de Regiementen der
Nationale Banken, hetgeen geschiedde door Keizerlyke Verordening
N°. CYI. De uitwerking dezer depreciatie werd in verschillende
richtingen gevoeld: byvoorbeeld, de pryzen stegen snel, goud en
zilver vloeide weg uit het land, de invoeren begonnen de uitvoeren
te overtreffen, de boeren namen weelderige gewoonten aan, de
industrieele klassen raakten in hooge mate opgewonden door ydele
verwachtingen in speculaties. Zoo ontstond de groote flnancieele
nood van 1880—81. Dat rampzalige uitkomsten onvermydelyk
zouden volgen, indien oninwisselbaar papiergeld tot waardestandaard
gemaakt werd, had het eenvoudige gezond verstand kunnen voorzien,
maar de maatregelen door de Regeering by deze crisis
genomen schenen te bewyzen, dat de autoriteiten deze eenvoudige
waarheid niet konden vatten. Zy beschouwden het verschil in prys
tusschen zilver en papier als eene aanduiding, niet van de depre-
-ciatie van het papier, maar van de appreciatie van het zilver. Zy
poogden daarom het ryzen van den zilverprys te stuiten door het
bedrag van den zilveromloop te vermeerderen. De Regeering verkocht
zilveren munten, opende plaatsen voor het wisselen van
Mexikaansche dollars en richtte de Specie-Bank van Jokohama op,
ten einde de door het volk opgepotte geldstukken voor den dag te
doen komen Maar hoe meer men tot deze maatregelen de toevlucht
nam, hoe meer de prys van het zilver rees. De Specie-Bank van
Jokohama werd ten slotte bykans bankroet, en niemand wist, hoe-
ver het papiergeld in de schaal der waardevermindering zou dalen.
Eindeljjk echter begon de wäre methode om den flnancieelen
nood te verlichten voor den geest der mannen aan het roer van
Staat helder te worden. Yan September 1880 begon de Regeering
stappen te doen om een deel van het in omloop zynde papiergeld
in te lossen. De depreciatie duurde nochtans voort, zonder eenig
teeken van afneming. Het was by deze crisis, in October 1880,
dat ik de portefeuille van Finaneien kreeg. By het bestudeeren der
zaak, kwam het mij voor, dat de Regeering om het beoogde doel
te bereiken benevens de inlossing van een gedeelte van het in
omloop zynde papiergeld, stappen moest doen om den specievoor-
raad der Regeering te vermeerderen, als voorbereiding tot de
hervatting van betaling in specie. Daarenboven, ten einde de flnan-
■ciön des lands op eene gezonde basis te vestigen en den drukkenden
nood van dien tyd te verlichten, zag ik in, dat er behoefte was
aan eene centrale bank, die het uitsluitende privilege zou hebben
inwisselbare banknoten uit te geven. Ik onderwierp aan het oordeel
mijner ambtgenooten een plan voor de oprichting van zulk eene
•centrale bank. In den volgenden Ministerraad vonden mijne denkbeeiden
instemming, en in Juni 1882 werd by Keizerlijke Verordening
N°. XXXII de Nippon Ginko (Japansche Bank) opgericht.
Twee jaar later, in Mei 1884, werd door Keizerlyke Verordening
N°. XYII de Japansche Bank gemachtigd inwisselbare banknoten
uit te geven. Nadat de noodige grondslagen aldus gelegd waren,
nam de Regeering alle middelen in haar vermögen te baat om op
deze grondslagen een hecht finaneieel gebouw op te richten. De
wyze om de staatsinkomsten te innen en uit te geven werd ver-
-anderd, en de strengste zuinigheid betracht by de uitgaven der
verschillende Departementen. De eene helft van het op deze wyze
verkregen surplus werd besteed voor de inlossing van papiergeld,
25