aannemelyk te maken? Yoor den practischen en moeite-uitsparen-
den geest van het Westen zou er niets onnoodiger en dwazer
kunnen schynen dan die geheele pynlyke bewerking te ondergaan,
wanneer een pistoolschot of eene dosis arsenicum even goed aan
het doel zou beantwoorden. Men moet echter bedenken, dat het
denkbeeid van de Boes j ido over S e p p o e k o e niet alleen was
„om aan de duizend en 66n smarten, waaraan het vleesch onder-
hevig is, een einde te maken.” De dood, als zoodanig, was niet
een einde waarnaar men vromelyk verlangen moet. Het was de
eer, die over deze handeling in leven of dood besliste, en de eer
duldt nooit het denkbeeid dat men uit het leven wegsluipt. De
kalme overweging, zonder welke s e p po e ko e onmogelyk zou
wezen, moest bewyzen dat het besluit niet in overhaastin g of in
eene vlaag van krankzinnigheid genomen was. Een klaar bewustzyn
kenmerkte iederen stap der onderneming. De pijn die het ver-
oorzaakte, was de maatstaf van den moed waarmede ze verdragen
werd. In een woord: hlj die s e p p o e k o e bedreef kon zeggen:
„Getuig dat ik den dood der dapperen sterf. Ik deins voor geen
eisch, aan den moed gesteld, terug.” Dan ook moest de dood
voor den Samoerai, hetzij op het slagveld of op de mat (zooals
wij zeggen) in vrede, de alles bekrönende glorie zijn — „de laatste
van het leven, waarvoor de eerste gemaakt was” en daarom moest
er aan den dood alle eer bewezen worden.
S e p p o e k o e is niet langer eene wijze van straf. Het nieuwe
wetboek van strafrecht weet niets van de door hunne oudheid eer-
waardige gewoonten en instellingen. Een nieuw „verlieht” geslacht
van Juristen is opgestaan, die zulke overblijfselen van het barba-
rendom verafschuwen. Jonge mannen die nooit een zwaard gedra-
gen en niet geleerd hebben, welk eene diepte er is in schände en
welk eene hoogte in eer, en die hun standaard voor recht en
onrecht slechts vinden in Physiologie en in wetboeken, dringen
snel naar den voorgrond. Ik wil niets ten nadeele van Christelyke
leeringen zeggen, zoo Christus werkelijk iets bepaalds tegen zelf-
moord heeffc geleerd, wanneer ik verklaar, dat het een droevige
dag voor Japan zal zyn, wanneer zyne zonen hunne waardschatting
der eer (ik bedoel niet s e p p o e k o e zelf), waarop de vreeselyke
praktyk berustte, gaan vergeten.
Dat aangeboren ras-instinct van eer is het eenige beschermmiddel
van onze publieke zedelykheid, de eenige strenge teugel op ons
privaat gedrag, de eenige grondslag van vaderlandsliefde en loya-
liteit. De Eer is de eenige band die de Japanners bindt aan de
ethische wereld; alle andere zedelyke macht is nog zwak, hetzy
in hare kindsheid of in hare hoogbejaardheid, hoewel het niet te
‘ontkennen valt, dat talryke en aantrekkelyke panaceeen op alle
hoeken der straten worden aangeprezen. Het Boeddhisme heeft
zyn ernstig streven verloren, terwyl het zieh bezighoudt met nie-
tigheden onder zyne kleine sekten. Het licht van Confucius en
Mencius is verbleekt voor het meer aantrekkelyke, zy het dan ook
meer veelkleurige licht van latere wysgeeren. Het Christendom is
ver afgedwaald van de leeringen zyns Goddelyken Stichters, en is,
zooals het maar al te dikwyls verkondigd wordt, eene bespotting
en caricatuur van het oorspronkelyke. De diabolische Nietsche en
zyne oppervlakkige volgelingen breken zieh langzamerhand baan,
met aan nog oppervlakkiger jonge lieden redding te verzekeren
door Hedonisme, hoewel het nog geen vasten voet verkregen heeft,
indien het dat ooit zal kunnen doen. De Unitariers *) bieden ons
balansen van lust en onlust aan, met de verzekering, dat hun
stelsel het eenige wetenschappelyke van zedelyke boekhouding is.
Het materialisme is ijverig doende een grooten aanhang te wer-
ven, aan wie het in smakelyke pillen alle geriefelykheid welke
de wereld kan verschaffen, uitdeelt. Het Reactionarisme heeft
van zyn kant zijn best gedaan om een gebouw van eigen
maaksel op te richten, ^gegrondvest op vroomdoenerij, bigotterie
en huichelarij, waarin het het geheele Japansche ras zou willen
vereenigen en natuurlyk de vreemdelingen uitsluiten. Maar al deze
stelsels en scholen van ethiek bepalen zieh voornamelyk tot col-
legekamers en luidruchtige sprekers. Het hart der natie wordt nog
geregeerd door de Boes j ido. Zy beveelt en leidt ons en, bewustof
onbewust, volgen wy. Het is door de Boe s j id o, dat de grootste
vereering van onze vaderen en de edelste lessen van onze moeders
nog levendig zyn, want ons vleesch en bloed was er van door-
trokken. Hoe kon het anders? „Bodkins, Master Page” , zegt de
vrederechter Shallow in de „Merry Wives of Windsor”, „Bodkins,
Master Page, hoewel ik nu oud en een man des vredes ben, voel
ik myne vingers jeuken, wanneer ik een uitgetrokken zwaard zie.
Al zyn wy rechters, dokters en geestelijken, Master Page, wy
hebben nog wat van het zout der jeugd; wij zijn de zonen van
vrouwen, Master Page.” Wy kunnen slechts de kinderen onzer
ouders zyn. En wanneer ik dit zeg, is het verre van mij eener -
zijds de herleving van het oude feodalisme te bepleiten, want het
was geen aangeboren trek van ons volk; ook meen ik, aan den
*) Letterlijke vertaling van „Unitarians” , hoewel de Protestantsche gezinte
van dezen naam niets leert van wat de Schrgver hun toedicht. De man verwart
„Unitarian’* met „Utilitarian”. Yert.