71. Wanneer de Landdag uiteen is gegaan, vóórdat hi) het Budget
behandeld heeft, zal het heeten dat „hy over het Budget niet
gestemd heeft.” Wanneer in een van beide Huizen het Budget
verworpen is geworden, zal het beschouwd worden als „niet tot
stand te zyn gekomen.” Wijders, wanneer de Landdag verdaagd
of wanneer het Huis der Yolksvertegenwoordigers ontbonden is
geworden, vóórdat eene eindstemming heeft plaats gehad, zal het
Budget in wezen blijven tot aan de volgendo opening van den
Rijksdag. Wanneer de Landdag niet over het Budget gestemd heeft
of het Budget niet tot stand is gekomen, zal het gevolg, in uiterste
gevallen, de vernietiging van het nationaal bestaan zijn, en in
gewone gevallen, de verlamming van het raderwerk der Admi-
nistratie.
72. Het Budget is het eerste gedeelte van het werk der jaar-
lyksche financieele taak, terwijl de finale verrekeningen het laatste
gedeelte ervan zijn. Er zyn twee wijzen waarop de Landdag contròie
op financieele operaties kan uitoefenen : de eene is eene voorafgaande,
de andere eene volgendo eontròle. Onder voorafgaande contröle is
te verstaan de bevoegdheid om toestemming aan het Budget voor
het aanstaande fiscale jaar te geven of te onthouden, terwijl met
volgendo contròie bedoeld is de bevoegdheid om de opgave der
verrekeningen van het afgeloopen fiscale jaar te verifieeren. Om
het beheer aan volgendo contròie te onderwerpen, heeft de Regeering
den plicht om aan den Landdag de finale verrekeningen voor te
leggen, die reeds eene verificatie bij de Rekenkamer ondergaan
hebben, tegelijk met het verslag daaromtrent van gezegde Karner.
De functies van de Rekenkamer bestaan — t e n e e r s t e , in het
verifieeren van de getuigenissen der rekenplichtigen van de ver-
sehillende takken der Administratie, en in het ontlasten van hen
van verantwoordelijkheid; te n t w e e d e , in contròie over de maat-
regelen der autoriteiten, die de bevoegdheid hebben om uitbetalings-
beloften op de Schatkist uit te geven, en in het onderzoek of er
al dan niet eene uitbetaling boven de geraamde toekenning, eene
niet in het Budget voorziene uitgave, of eene operatie in strijd met
de voorzieningen van het Budget of van eene wet of Keizerlyke
verordening heeft plaats gehad; t e n derde, in verificatie der
algemeene rekeningen der Schatkist en van de verslagen over
finale verrekeningen der verschillende departementen des Staats,
in het vergelijken van het bovengemelde met de bedragen uitge-
geven in de verschillende takken der Administratie, als medegedeeld
aan de Rekenkamer door de verschillende rekenplichtigen, en zoo-
doende in het bekrachtigen der algemeene finale verrekeningen en
der verslagen over finale verrekeningen van de verschillende
departementen. De administratieve verificatie door de Rekenkamer
bereidt den grond voor de wetgevende door den Landdag. In den
Landdag zullen het verslag der Rekenkamer en de finale verreke.
ningen der Regeering te zelfder tijd ontvangen worden, en de
laatstgenoemden zullen g o e d g e k e u r d en bekrachtigd worden, wanneer
zjj geacht worden correct te wezen. Yoor het onderzoek van de
financieele taak der Regeering, moet de Rekenkamer een onaf-
hankely'k karakter bezitten. Diensvolgens zullen hare organisatie
en functies, gelÿk die der Rechtere, bÿ de wet bepaald en buiten
het bereik van administratieve verordeningen geplaatst worden.
Evenwel zullen de regelen volgens welke de verificatie moet geschieden
door Keizerlÿke verordening bepaald worden.
YII. Supplémentaire Regelen.
73. De Constitutie is door Zÿne Majesteit den Keizer persoonlÿk
vastgesteld in overeenstemming met de lessen hem door zÿne voor-
ouders overgeleverd, en hÿ wenscht haar aan de nakomelingschap
na te laten als een onveranderlÿk wetboek, welks voorschriften
zÿne tegenwoordige onderdanen en hunne afstammelingen voor altoos
zullen gehoorzamen. Daarom zal het wezenlÿke karakter der Constitutie
geen verandering ondergaan. Maar eene wet is alleen voor-
deelig, wanneer ze in harmonie is met de actueele behoeften der
maatschappÿ. Hoezeer dus het grondkarakter der nationale staat-
kunde in alle körnende ëeuwen onveranderlÿk moet blÿven, kan
het toch te eeniger tÿd in de toekomst noodzakelÿk worden meer
of minder belangrÿke wÿzigingen te brengen in gewichtige punten
der Staatsinstellingen, om ze voeling te doen houden met de
wisselende phasen der maatschappÿ. Voorliggend artikel verbiedt
niet het amendeeren van de voorzieningen dezer Constitutie in een
toekomstigen tÿd, maar stelt zekere bÿzondere voorwaarden voor
die onderneming vast. Het ontwerp van een voorgesteld amendement
op de Constitutie wordt den Landdag bÿ Keizerlÿke verordening
voorgelegd, hoewel de gewone wetsvoorstellen aan den Landdag
door de Regeering moeten voorgelegd worden, of van den Landdag
zelven uitgaan, omdat het recht om amendementen op de Constitutie
te maken aan den Keizer zelven behooren moet, dewÿl hÿ de
eenige schepper er van is. Ofschoon het recht van amendement bÿ
den Keizer berust, wordt een voorstel daartoe aan het oordeel van
den Landdag onderworpen, omdat de Keizer ten zeerste wenscht
dat eene groote wet, eenmaal vastgesteld zÿnde, zoowel door de
Keizerlÿke Familie als door zÿne onderdanen zal gehoorzaamd