zoo hfl niet in Staat is zgn wensch kenbaar te maken, de moeder,
of zoo er geen ouders zjjn, of beiden niet in staat zfln hun wil
te kennen te geven, de familieraad eenen erfgenaam kiezen uit de
familie-leden volgens deze volgorde: (1) De echtgenoote, indien zÿ
eene „dochter des huizes” is; (2) de broeders; (3) de zusters; (4)
de nog in leven zÿnde vrouw, die geen „dochter des huizes” is;
en ten laatste (5) de afstammelingen in rechte ljjn van broeders
en zusters (Art. 982, Burgerlÿk Wetboek).
Uit de volgorde, waarin de erfgenaam gekozen wordt, ziet men
ook alweer het streven om het bloed der voorouders te bewaren.
De weduwe van het overleden hoofd komt het eerst in aanmerking
voor de nalatenschap, mits zÿ eene „dochter des huizes” is, maar
eerst in de vierde plaats zoo zjj niet in den bloede afstamt van
den familie-voorzaat. Indien er noch een wettige, noch een aange-
wezen, noch een gekozen erfgenaam is, volgt de naaste afstam-
meling in rechte lÿn van het laatste hoofd des huizes op, waarbÿ
de mannen steeds de voorkeur hebben boven de vrouwen tusschen
personen in denzelfden graad van bloed verwantschap. (Art. 984.
B. W.) Indien er geen bovenvermelde erfgenamen zjjn, moet de
familieraad eenen erfgenaam kiezen van uit andere bloedverwanten
van het laatste huishoofd of uit leden van een hoofd- of zjjtak
der familie. Indien er geen van de bovengenoemde personen in
leven, of in staat is om op te volgen, mag de familieraad, als
laatste toevlucht, eenen erfgenaam kiezen uit andere personen
(Art. 985. B. W.).
Men ziet uit de voorgaande opnoeming van de verschillende soorten
van erfgenamen, dat de wet alle voorzorgen neemt tegen de moge-
Uikheid, dat eene familie uitsterft, want met het uitsterven van
het geslacht, zou tevens aan de vereering der voorouders een
einde komen.
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
F i n a n c i e n 1).
I. Geschiedenis der Financieele Ontwikkeling
' DOOR
GRAAF INOOEJE.
Om den economischen en financieelen toestand van Japan behoorlgk
te begrypen is het noodig terug te gaan tot het begin van het
tegenwoordige tjjdvak en de ontwikkeling na te gaan van de verschillende
oorzaken die ten slotte geleid hebben tot den huidigen
toestand. Vöör het herstel van de volle macht des Heizers was het
land de facto onder de regeering van het erfelijke feodaal hoofd
Tokoegawa, terwyl de Keizer slechts in naam uitvoerend gezag
bezat. In die tpden werden de belastingen betaald in ryst en de
waarde van land en alle ander bezit werd geschat op zooveel
k o k o e s rijst. Kopergeld werd alleen gebruikt voor de betaling
van rechten op land dat geen rjjst opleverde, zooals boschgrond,
en voor dergelijke doeleinden. De feodale heeren van iedere provincie,
ondergeschikt aan het oppergezag van Tokoegawa, hadden veel
land in eigendom en ontvingen belastingen in ry'st van de bevolking
die aan hunne bescherming en bestuur was toevertrouwd. Zij
gaven ook papiergeld ieder in zfln gewest uit.
Toen de Keizer in zjjne volle macht hersteld was geworden, was
de financieele toestand van het land allesbehalve benydenswaardig.
Er was geen baar geld ter beschikking der nieuwe Regeering, en
*) Voor den tekst van het Finanoie-Wetsontwerp zie Aanhangsel F.