De .achtete Sjogoen, Josjimime (1716—1744), was een schrander,
vörziend staatsman en hernieuwde in menig opzicht den goeden
naam van het Tokoegawa-Sjogoenaat. Een van zfjne opmerkelijkste
Verdiensten was zjjn streven om den vooruitgang zjjns lands te
bevorderen door de invoering van Westersche wetenschap en
beschaving. Sedert 1720 (5de jaar Kioho) veroorloofde hij den invoer
van Hollandsche boeken over wiskunde, sterrenkunde, aardrijks-
kunde, genees-, plant-, scheikunde, enz., met uitzondering van die
betrekking hadden op den Ghristelijken godsdienst. Terzelfder tjjd
moedigde hp de Studie aan van de Hollandsche taal en beval hp
geleerden om vertalingen uit te geven van belangrpke Hollandsche
boeken. Yele Daimio’s volgden zpn voorbeeld en zoo werd een beter
begrip van den Staat en de gesteldheid van Europa verzekerd.
In het tpdperk van 1792 tot 1853 (4de jaar Kwanse, 6de jaar
Koje), werden de bezoeken van vreemde schepen behalve de Hollandsche
lg vooral Engelsche en Russische — veelvuldiger en werd de
aandacht van Japan gevestigd op de kustverdediging. Toen in 1806
en 1807 (3de en 4de jaar Boenk) oneenigheden ontstonden in het
Noorden met de Russische avonturiers, en het Engelsch oorlogsschip
P h a e t o n piotseling op de reede van Nagasaki verscheen in 1808
(5de jaar Boenk), werden de gedachten der gansche natie gericht
op de vraag hoe de onschendbaarheid van Japan te beveiligen tegen
buitenlandsche eerzucht. Dit gevoel vond uitdrukking in de leuze
van „Djoi” (uitdrpving der eerzuchtige vreemdelingen) die om dien
tijd opkwam. Het Hollandsche stelsel van militaire tucht werd aan-
genomen in 1837 (8ste jaar Tempo) en werd spoedig overgenomen
door alle voorname Daimio’s, Tokoegawa van Nito, Sjimagoe van
Satsoema, Nabesjima van Higm, enz. Na 1849 (2de jaar Kaje)
werden oorlogsschepen gebouwd naar Europeesche (Hollandsche)
methoden. Tokoegawa Nanaki van Mito trachtte, onder andere
Daimio’s zooals Sjimazoe, de Westersehe beschaving in te voeren.
Hij gebruikte voor ’t eerst het teeken van onze nationale vlag,
welke gereedelpk door de Regeering werd aangenomen. Yoorts
werden ijzergieterjjen om vuurwapens te. vervaardigen en katoen-
molens naar Hollandsch model gesticht. Willem II, Koning der
Nederlanden, zond twee boodschappen aan de Regeering — een in
1844 (lste jaar Kokwa), de tweede in 1852 (5de jaar Koje) — om
het nut te betoogen dat zou voortvloeien uit de opening van het
land voor internationale betrekkingen, en met de voorspelliug in
de tweede boodschap dat de Amerikanen vermoedelpk forsche
maatregelen zouden nemen om dat doel te bereiken. De Regeering
van den Sjogoen was, over ’t algemeen, van den beginne af wel
geneigd om de zaken op vreedzame wijze te regelen, maar ten
aanzien van de openstelling des lands, waren de verschillende
gevoelens onder de staatslieden zeer verdeeld.
Zoo was de algemeene Staat van zaken in Japan, vöör de komst
der Amerikaansche vloot in 1853 (6de jaar Koje). Vooruitgang en
beschaving waren reeds vöör de tegenwoordigheid van vreemdelingen
in Japan toenemende, en de geleidelpke verandering van het
regeeringsstelsel was in aantocht. Wenschelÿke veranderingen
werden toen niet zoo snel en beslissend tot stand gebracht als na
de Restauratie, maar de vlam der nieuwe épo que in onze nationale
geschiedenis was reeds ontstoken, en de Amerikanen goten er
slechts, om zoo te zeggen, olie op en verhaastten dusdoende een
brand die gaandeweg het feodalisme en het militaire gouvernement
verteerde.
In 1853 (6de jaar Koje) kwam Commodore Perry aan de
haven van Inaza met eene vloot van twee oorlogsbodems en twee
transportschepen, en verzocht hjj den Gouverneur der haven om
eene ontmoeting met de diplomatische vertegenwoordigers van diens
Regeering. De Gouverneur gaf hem te kennen dat alle dergelpke
aangelegenheden moesten verhandeld worden te Nagasaki, deplaats
die aangewezen was voor elke onderhandeling aangaande verkeer
met den vreemde. Maar Commodore Perry bleef bij zjjne eischen en
dreigde onverwÿld met zÿne vloot naar Jedo, thans Tokio, door te
dringen, zoo zijn voorstel verworpen werd. De Gouverneur werd
nu dadelijk aangesteld als de bevoegde vertegenwoordiger der
Regeering om de kwestie in orde te brengen. Hij had eene ontmoeting
met Perry te Koeri-gahama, en ontving aldaar den brief
van den President der Vereenigde Staten. Perry verliet weldra de
haven, de boodschap achterlatende dat hjj het volgende jaar zou
terugkomen om een beslist antwoord van de Japansche Regeering
te ontvangen en hij dreigde tezelfdertijd de hoofdstad te zullen
bombardeeren, ingeval het voorgestelde tractaat niet bekrachtigd
werd. Wat de wezenlqke bedoeling was van Perry met zulk eene
demonstratie, weten wjj niet, maar wat zjjne handelwflze zelve
betreft, wekte zijne bedreiging slechts over het gansche land eene
groote verontwaardiging.
Onder de leden der Regeering van den Sjogoen, en ook onder
de staatkundigen buiten dien kring, heerschten twee tegenovergestelde
meeningen ten aanzien der oplossing van dit moeilÿke vraagstuk —
de eëne genaamd „sako” ten gunste van de sluiting der havens tegen
vreemde eerzucht, de andere, geheeten „Kaikokoe”, ten gunste der
openstelling van het land voor internationaal verkeer. De eersten
beweerden dat het nationaal gevaar moest bezworen worden volgens
de wpze van Jjejasoe, die alle havens van Japan sloot om het