eenige van de beste uit. Maar zulke schilderijen als de voorstelling
van „Langdurig Berouw”, of van „O-Sjio-Koen” werden achter-
gehouden, omdat deze geschiedenissen niet gelukkig eindigden.
Hfl nam ook uit zfln kabinet de schetsen mee, die hfl gemaakt
had terwfll hij in Soema en Akasji was, en toonde ze nu voor
het eerst aan Yioöltje, die niet weinig boos was dat hfl die haar
niet eerder had laten zien.
„Het was omstreeks 10 Pebruari, en het aangezicht der Natuur
begon te glimlachen bfl de nadering der lente, het hart en de luim
der menschen tot meer kalmte en opgeruimdheid stemmende;
daarbfl was het juist de tfld dat het Hof niet in beslag genomen
was door het vieren van feesten. Er kon geen betere kans dan deze
zijn voor eene tentoonstelling van schilderijen om de aandacht van
lieden die rust genoten te trekken. G-endji zond daarom zfl'ne
schilderjjenverzameling naar het Paleis ten behoeve der dame van
de Pruimebloesem-kamer.
„Dit wekte spoedig opzien in het Paleis. De meeste schilder-
stukken in het bezit van de dame van de Pruimebloesem-kamer
waren (tafereelen) uit oude romans, en de schilderijen zelven waren
van ouden datum en zeldzaam, terwfll die van Kokiden ’) nieuwere
onderwerpen waren en door levende kunstenaars geschilderd. Zoo
had ieder van beide verzamelingen hare eigenaardige Verdiensten,
zoodat het moeilflk te zeggen viel, welke van beide de voor-
treffelijkste was. Het werd een mode-onderwerp van gesprek bfl
de hovelingen van dien tfld, over deze schilderijen te redekavelen.
De moeder des Keizers bevond zieh juist aan het Hof, en toen zij
deze schilderstukken zag en verschillende personen van het Hof de
betrekkelflke Verdiensten daarvan hoorde bediscussieeren, gaf zij
het denkbeeid aan de hand, dat zfl zieh zouden verdeelen in twee
partijen, een rechter en een linker, en geregeld hun oordeel uit-
spreken. Zoo geschiedde: Hei Nasji-no-soeke, Djidjioe-no-Naisji en
Sjiosjio-no-Meifoe stelden zieh links op aan de zijde van de dame
der Pruimebloesem-kamer, terwijl Daine-no-Naisji-no-soeke, Tsjioe-
djio-no-Meifoe en Hioje-no-Meifoe zieh rechts plaatsten, aan de zijde
van Kokiden.
„Het eerste uitgekozen schilclerstuk was de voorstelling van den
„Bamboesnijder”, door de linkerpartfl, vermits dit het meest geschikte
was om het eerst voor de discussie over deszelfs Verdiensten in aan-
merking te komen, als zjjnde (wat het onderwerp betreff) ontleend
aan een roman. Om hiermede te wediJveren, werd door de rechter-
‘) De mededingster van Yrouwe Pruimebloesem, zooals uit het vervolg blijkt
Ve b t .
partiJ gekozen de voorstelling van „Tosjikage”, uit „Het Hohe
Woud”. De linkerpartfl pleitte nu voor zieh met te zeggen: „De
bamboe — en de geschiedenis ook — is wel is waar eene oude en
algemeen bekende zaak, maar de maagd Kakoeja, die hare rein-
heid onbezoedeld in deze wereld bewaarde, is uitermate bewonderens-
waardig; bovendien, was het eene gebeurtenis die tot een voor-
historisch tfldperk behoort. Q-een gewone vrouw zou haar ooit
hebben kunnen evenaren, en dus verdient dit schilderfl de voorrang”.
Daarop bestreed de rechterzij dit, zeggende: „Het luchtruim waarin
de maagd Kakoeja verdween, is wel is waar hoog, maar het is
boven menschelflk bereik, zoodat wiJ het ter zijde kunnen laten.
Toen zij in deze wereld verscheen, was zij, bfl slot van rekening,
een schepsel van bamboe; en eigenlflk kunnen wij haar als lager-
staande beschouwen dan ons zelven. Het möge ook waar wezen
dat zij een helder schijnsel over de binnenzijde van eene hut
verspreidde, maar zij heeft nooit geschitterd in het doorluchtig
gezelschap van een paleis. Het verhaal dat Abe-no-osji millioenen
gelds besteedde om de rat die, zoo het heette, vuurproef was, te
krijgen, welke rat daarna in een oogwenk door de vlammen ver-
teerd werd, is eenvoudig belachelflk. De gewaande juweelentak
van Prins Koeramotsji was louter zinsbedrog. Buitendien is dit een
schilderfl door Kosje-nö-omi, met bijschriften door Tsoerajoeki. Deze
zfln volstrekt niet zeldzaam. Het papier is Kamija, alleenlflk met
Chineesch satijn belegd. Het buitenste omhulsel isroodachtigpurper,
en het staafje in het midden is purper sandelhout. Dit zijn zeer gewone
versieringen. Tosjikage nu, niettegenstaande hfl door het woeden van
den storm zwaar geleden had, en naar een vreemd land gevoerd
was geworden, kwam ten slotte aan in het land waar hij oor-
spronkelflk heen gezonden was, en keerde van daar naar zijn
geboorteland terug, na zrjn doel bereikt en zfl'ne bekwaamheid
binnen- en buitenslands bewezen te hebben. Dit schilderfl is de
geschiedenis van dezen man en stelt vele tafereelen voor, niet enkel
van zijn land, maar ook van vreemde gewesten, die niet kunnen
missen belangstelling te wekken. Wij durven derhalve dit in Verdienste
boven het andere te stellen.
„De grond van dit schilderfl was dik witgetint papier, het
omhulsel was groen, en het staafje in het midden bittersteen. Het
schilderwerk was van Tsoenori; en het bijschrift van Mitsjikadje.
Het was in den fijnsten smaak van den tijd.
„De linkerzij kwam nu niet meer in verzet tegen de rechterzij.
„Daarop werden de roman van Isjd door de linker, en die van
Sjio Sammi door de rechter partjj tegenover elkaar gesteld. Ook
hier was de betrekkelflke Verdienste moeilflk zoo dadelijk uit te