Maar de wet is niet genoeg omvattend en precies om aan de ver-
schillende en ingewikkelde eischen van het maatschappeljjk leven
te gemoet te komen: en wanneer er, zooals dikwjjls gebeurt, ver-
zachtende omstandigheden zyn in geval van een vergryp tegen de
wet, kan men zieh voorstellen dat geen gewone wyze van wet-
geving of rechtspraak voldoende zal wezen om de leemte der wet
aan te vullen. Bygevolg wil men dat het recht van begenadiging
door de byzondere weldadige macht des Keizers kan uitgeoefend
worden, om verzachting te brengen, waar van de wet niets te
hopen is, zoodat geen enkel onderdaan ooit möge ly den onder eene
onverdiende bestraffing.
„Amnestie” is te verleenen, in een byzonder geval, als een
buitengewoon gunstbewys, en heeft tot strekking dat voor eene
zekere klasse van vergrjjpen vergiffenis kan geschonken worden.
„Gratie” wordt geschonken aan een enkel schuldig persoon om
hem vry te stellen van de door hem opgeloopen straf. „Verande-
ring” is de vermindering van de gestrengheid der in het vonnis
reeds uitgesproken straffen. „Eerherstel” is het herstel der verbeurde
publieke rechten.
In de dertien artikelen van Artikel IV tot Artikel XVI worden
de souvereine bevoegdheden van het Hoofd van den Staat opgesomd.
Deze souvereine bevoegdheden werken in elke richting, tenzy ze
beperkt zyn door de uitdrukkelyke voorzieningen der Constitutie,
gelyk het licht der zon overal schijnt, tenzy het door een scherm
is uitgesloten. En zoo zyn deze souvereine bevoegdheden niet afhan-
kelyk, voor hun bestaan, van de opsomming er van in de opeen.
volgende clausulen. In de Constitutie wordt eene algemeene schets
gogeven van de souvereine bevoegdheden; wat de betreffende
byzonderheden aangaat, worden alleen de hoofdpunten aangegeven,
ten einde een algemeen denkbeeid te geven van wat ze zyn. Het
recht om munt te slaan, byvoorbeeld, en dat om maten en gewichten
te bepalen, zyn niet opgenoemd; nochtans bewyst juist de afwezig-
heid van elke vermelding daarvan dat ze in de souvereine macht
des Keizers mede zyn opgesloten.
17. Een Regent zal de souvereine bevoegdheden des Keizers
uitoefenen. Met uitzondering van den titel, is hy in elk opzicht
gelyk aan den Keizer, en voert hy het bewind in naam des Keizers.
De eenige restrictie op zyne macht is die, welke vermeld wordt in
Artikel LXXV der Constitutie. „In naam des Keizers” wil zeggen:
in plaats des Keizers; d. i. een Regent vaardigt zyne bevelen uit
in plaats van den Keizer.
De instelling van een Regent wordt bepaald door de Keizerlyke
Huiswet, doch aangezien de uitoefeniffg der souvereine bevoegdheden
door een Regent in verband Staat met de Constitutie, worden de
voorzieningen betrekkeiyk bedoelde uitoefening van souvereine
bevoegdheden in de Constitutie vermeld, terwyl die betrekkelyk de
instelling van een Regent vervat zyn in de Keizerlyke Huiswet.
De vraag of het al dan niet raadzaam is onder byzondere omstandigheden
een Regentschap in te stellen moet door de Keizerlyke
Familie beslist worden, en is eene zaak die in een gebied ligt
waar geen inmenging van de onderdanen kan toegelaten worden.
De buitengewone gevallen, dat de Keizer onbekwaam is om persoonlyk
de teugels van het bewind te voeren, komen zeer zelden voor;
intusschen hebben zulke zeldzame gevallen dikwerf aanleiding
gegeven tot nationale beroeringen. In de Constitutie van zeker
land is voorzien dat beide Huizen van het Parlement zullen byeen-
geroepen worden om hunne stem uit te brengen over de noodzakelyk-
heid om een Regentschap in te stellen. Doch zulk eene praktyk heeft
dit tegen, dat er, als de beslissing van eene zaak van groot belang
voor de Keizerlyke Familie dusdoende wordt overgelaten aan den
wil der meerderheid van het volk, eene neiging zou wezen om
inbreuk te maken op de Keizerlyke waardigheid. Met het doel het
karakter der nationale politiek van het land te respecteeren en te
voorkomen dat tot zulk eene neiging de weg wordt gebaand, heeft
men de bepalingen omtrent de instelling van een Regentschap, in
voorliggend artikel vermeld, aan de beslissing van de Keizerlyke
Huiswet overgelaten, en heeft men over dit onderwerp geenverdere
voorziening in de Constitutie aangebracht.
II. Rechten, en plichten der onderdanen.
18. De uitdrukking „Japansch onderdaan” is hier gebruikt om
een Japanner te onderscheiden van een vreemden onderdaan of
burger. Ieder Japansch onderdaan heeft rechtens aanspraak op het
bezit zoowel van publieke als van burgerlyke rechten. Het is
derhalve noodig de voorwaarden om een Japansch onderdaan te
zjjn by de Wet te bepalen. Op tweeörlei wyjze kan iemand een
Japansch onderdaan wezen: de eene is door geboorte, de andere
door naturalisatie of door een ander wettig middel.
De rechtstoestand van onderdanen zal by eene byzondere wet
worden vastgesteld. Maar men heeft gezorgd dit feit in de Constitutie
te vermelden, omdat de rechtstoestand van onderdanen en burgers
noodig is om volledig burgerlyk recht en publieke rechten te bezitten.
Men zal zien dat de voorzieningen van bedoelde byzondere wet
berusten op het gezag der Constitutie en dat die voorzieningen in