In Japan was dit reeds het vierde jaar der nieuwe Keizerlyke
Regeering, en het psychologisch moment was bereikt, toen de
ex-Samoerai-politici, de lange rust na zoo vele jaren van opwinding
en gevaar moede, en ontevreden over de schynbare, geleidelyke
verzwakking van den mannelyken, nationalen geest onder den invloed
van het verkeer met het Westen, vurig verlangden naar eenige
de gemoederen in beweging brengende gebeurtenissen, waarin hun
krijgshaftig patriotisme opnieuw direct kon worden ten toon
gespreid. Derhalve was het duidelyk, dat de kwestie van oorlog of
vrede met Korea aan de orde van den dag was.
Dat er grond genoeg voor bestond om Korea te tüchtigen, daaraan
twyfelde niemand; maar de eigenaardige omstandigheden, waarin
Japan zieh juist op dat oogenblik bevond, maakten deze oogen-
schijnlyk eenvoudige kwestie zeer ingewikkeld. Japan had pas
enkele jaren het feodale stelsel achter zieh, en ofschoon de mannen,
die de leiding hadden in de Regeering, verlieht waren, was de
groote massa der ex-Samoerai-klasse het niet. De districten werden
nog bestuurd door de Daimio’s, wier titel veranderd was in dien
van Gouverneur, benoemd door den Keizer, maar wier werkelijke
macht berustte op den invloed, welke zy genoten als erfelyke
heeren der provincies en hoofden der plaatselyke Samoerai’s. Er
was voorshands nog geen Keizerlijk leger, en de Regeering kon
alleen beschikken over de door de Daimio’s geleverde contingenten.
Dit laatste spoor van feodalisme en deeentralisatie moest eerst
worden opgeruimd, vöör eenige groote onderneming kon worden
op touw gezet, maar het vorderde de grootst mogelyke voorzichtig
heid, zulk eene dringende, sociale reorganisatie uit te werken.
Dan was er nog de financieele moeilijkheid. De geldmiddelen der
Tokoegawa-Regeering verkeerden in eenen allertreurigsten toestand;
evenzoo de geldmiddelen van de meeste Daimio’s, van wie sommigen
papieren geld uitgaven zonder eenige hoop van inwisseling. De
aanmaak van munt geschiedde zonder regelmaat en ten gevolge
van het verschil in de verhouding tusschen goud en zilver in Japan
en die verhouding in Europa en Amerika was het goud byna uit
het ryk verdwenen. De traktementen der burgerlyke en militaire
ambtenaren, tot nu toe betaald in ryst, moesten thans in geld
worden uitbetaald; en het belastingstelsel moest geheel hervormd
worden. Dit alles vereischte tyd; en vöör de flnanciön geregeld
waren kon niets ondernomen worden waarvoor uitgaven van
eenigen omvang noodig waren.
Ergo was het zeer natuurlyk dat de meeningen der mannen,
die de macht in handen hadden, over de Koreaansche kwestie
verdeeld waren.
De kwestie met Sachalin.
Yroeger vormde het eiland Jeso een feodaal bezit van den Daimio
van Matsoemaje; de Noordgrens van dat bezit was onbepaald.
Daar de Russische schepen dikwyls in de Noordelyke zeeen versehenen
in de tweede helft der 18 d« eeuw, richtte de Tokoegawa-
Regeering reeds in 1780 hare aandacht Noordwaarts, toen de twee
onderzoekers Tokoenai Mogami en Djinzo Kondo uitgezonden
werden om de eilanden Itoeroep, Oeroep, Koenasjiri enz. te gaan
onderzoeken. In 1785 werd een troep van tien mannen uitgezonden
naar Sachalin en in 1799 werden Sachalin en het grootste deel
van Jeso onder het direct bestuur van Tokoegawa gebracht. Reeds
werden eenige visschersdorpen op Sachalin gesticht.
In 1804 kwam eene Russische zending met Lezanof aan het
hoofd te Nagasaki aan met een aantal Japansche schipbreukelingen;
en eenen brief met geschenken van den Keizer van Rusland aan-
biedende, vroeg hij om den handel met Japan te openen, maar
toen hem dat geweigerd werd, stevende hij Noordwaarts en ver-
woestte de eilanden Sachalin en Itoeroep. Dat maakte, dat de
Tokoegawa-Regeering meer aandacht schonk aan de verdediging
van het Noorden.
In 1808 onderzocht de koene onderzoeker Rinzo Mamija de
Westkust van Sachalin over hare geheele lengte, en stelde voor
het eerst vast, dat Sachalin geen schiereiland was, maar een eüand.
Hy stak zelfs de straat over en voer de Amoer op tot aan de
Ohineesche stad Delen.
Na deze periode versehenen de Russische schepen niet meer
gedurende eenige jaren en daar de bebouwing der Noordelyke
eilanden wel groote kosten na zieh sleepte, maar weinig vruchten
opleverde, riep de Tokoegawa-Regeering geleidelyk de troepen terug
en gaf ten slotte de Noordelyke eilanden weer aan den Daimio van
Matsoemaje in 1821.
Maar in 1849 ondeizocht de Russische kapitein Nevilskoi Sachalin
op instigatie van den beroemden Graaf Moerawjef, en stichtte toen
eene Russische haven te Doei op de Westkust. Den 17den Juli
1858 — dat is eene maand na aankomst van Commodore Perry in
Oeraga voor de eerste maal — kwam Admiraal Poetiatin in Nagasaki
aan met eenen brief van Keizer Nicolaas I en vroeg twee dingen:
vaststelling van de Noordelyke grens en het openen van den handel
met Japan. Na langdurige onderhandelingen, eerst in Nagasaki en
het volgende jaar in Sjimoda, werd het eerste verdrag van vriend-
schap en handel met Rusland geteekend. In dat verdrag werd