hen die betrokken zijn in het beheer van onze staatsfinanciön, dat
geen ander doel heeft dan de gezonde ontwikkeling daarvan. Er
behoeft geen moeilijkheid in onze financien voor te komen, als z«
zöö beheerd worden dat een klein surplus van inkomsten boven de
uitgaven verzekerd is door den kring der door den staat ondernomen
werken te beperken. Men moet evenwel niet vergeten, dat de
kwestie der nationale ontwikkeling niet altoos louter uit financieel
oogpunt kan beschouwd worden. Er zpn verscheiden gewichtige
Problemen te overwegen ter bevordering van de nationale macht,
en in overeenstemming hiermee moet onvermfldelflk ons financieel
programma opgemaakt worden. Zoo wjj de zaak louter uit een
financieel oogpunt beschouwen, is er natuurljjk niets van meer
wezenljjk belang dan strikte zuinigheid. Let men op den tegen-
woordigen staatkundigen toestand, zoo moet men de uitbreiding
der marine als eene hoognoodige zaak beschouwen; maar, uit een
financieel oogpunt, verdient geen plan dat de strekking heeft onze
lasten te verzwaren aanmoediging. Indien echter eenmaal is vast-
gesteld, dat zekere uitgaaf noodzakeljjk is, moeten wij er op bedacht
zfln, de kosten op zulk eene wijze te bestrpden dat hetmetde minst
mogelijke zwarigheid gepaard gaat. In het jaar 1896, toen wfl het
tegenwoordige financieel programma opstelden, in overeenstemming
met den geheel verschillenden stand van zaken ten gevolge van
den oorlog met China, werd algemeen erkend dat van onze hulp-
middelen al te veel gevergd werd. Want volgens het toen aan-
genomen plan moest de jaarlijksche uitgaaf, welke in het voor-
gaande jaar slechts 80.000.000 jen geweest was, meer dan verdub-
beld en na verloop van tijd verhoogd worden tot het ontzaglijk
groot bedrag van 300.000.000 jen. Met het oogmerk een ruimer
omvang en grootere krachtdadigheid te geven aan onze toekomstige
financieele operaties, welke onder geheel nieuwe voorwaarden te
ondernemen waren, voerden wg den gouden standaard in, en
namen wg ook het stelsel aan van een staats-tabaksmonopolie.
Terwgl het nieuwe programma in werking was onder krachtig
beheer, begon ongelukkigerwjjs de geldmarkt zeer gedrukte toe-
standen te vertoonen, ten gevolge waarvan vele klachten onder
het groote publiek luide werden. Daarom werd, toen Ma.riri»« i t 0
zgn Kabinet formeerde, met Graaf Inooeje als Minister van Financien,
besloten, wegens de depressie van de geldmarkt, het financieel
programma te wjjzigen. Om de geldmarkt te verlichten, kocht
Graaf Inooeje Staatsschuldbrieven op ten bedrage van 30.000.000 jen,
met het geld in bezit van de Staatskas als reserve ; ook leende
hü aan de Industrie-Bank eene som van over de 3.000.000 jen, uit
welk fonds de Bank financieelen steun verstrekte aan industrieele
maatschappijen in Osaka en andere steden die in moeilgkheden
verkeerden. En, ten slotte, werden onderscheiden na den oorlog
op touw gezette ondernemingen uitgesteld. De politiek van den
Minister van Financien werd toen ter tijd gekritiseerd als niet vooruit-
strevend. Maar vermits zjjn politiek niets anders was dan eene kleine
wgziging van het oorspronkelyk plan, noodig geworden door den
siechten economischen toestand des lands, was het kwaljjk mogelijk
die kritiek te rechtvaardigen. Het Wetsontwerp ter verhooging
van de grondbelasting, door denzelfden Minister in 1888 voorgesteld
als een onderdeel van zijn plan, verwierf niet de goedkeuring der
Huizen, en het Parlement werd ontbonden, gevolgd door de aftreding
van het Kabinet Ito.
Toen trad het Ministerie van G-raaf Okoema op. De politiek van
het nieuwe Kabinet, hetwelk de militaire uitgaven nog verder
verhoogde, lokte strenge critiek uit, voornamelijk op grond van
zijne inconsequence, aangezien deze Ministers vroeger het plan
van militaire uitbreiding juist bestreden hadden. Maar dit kon door
de Regeering licht opgehelderd worden. Graaf Okoema maakte
feitelijk geen nieuwe vermeerdering van uitgaven, maar, ten gevolge
van eene algemeene stqging der prijzen, waren de oorspronkelijke
ramingen voor zulke posten als de aankoop van grond, de bouw
van kazernen en andere zaken, eenvoudig naar evenredigheid ver-
anderd, waardoor eene verhooging van ongeveer 5.000.000 jen ver-
oorzaakt was. Het Ministerie Okoema stortte ineen na een kort
tijdsverloop van drie maanden, en weird opgevolgd door de partij
van Markies Jamagata. Het nieuwe Ministerie slaagde er in, de
verhooging van de grondbelasting bewilligd te krijgen, waardoor
ongeveer 40.000.000 jen bjj de jaarlijksche inkomsten gevoegd werd.
Inmiddels begon de geldmarkt te verbeteren. De Bank verlaagde
haar disconto en verhoogde de maximum-limiet van ongedekte
banknootuitgifte van 85.000.000 tot 120.000.000 jen. De zoogenaamd
achterlijko politiek van Graaf Inooeje werd allengs vervangen door
de vroegere progressieve beginselen, belichaamd in het financieel
plan pos t -bel lum. Uit hoofde van het groote overwicht der
invoeren boven de uitvoeren werd de depressie van de geldmarkt
echter op nieuw scherp gevoeld. Dientengevolge kwam men er
toe, eene hervorming der financieele en administratieve stelseis te
beschouwen als gebiedend noodzakelijk om het lijden in industrieele
kringen te verzachten. In 1900 moest eene som van 20.000.000
jen door belastingverhooging geheven worden, wegens het Bokser-
oproer in China, dat ons dwong onze troepen naar dat land te
zenden. Om deze reden werd de noodzakelykheid van genoemde
hervormingen al sterker gevoeld. In den Landdag van 1901, toen