te beperken. Men zou hiertegen kunnen inbrengen dat e6n jen
waarde van het geimporteerde artikel geljjkstaat met l* /5 jen van
het inlandsch artikel — d. w. z. dat het ingevoerde ’/ 5 jen goed-
kooper is dan dat van eigen fabrikaat — of in andere woorden, dat
de lasten van ons volk naar verhouding zwaarder worden. Daarom
is het stuiten van invoer uit het buitenland eene verkeerde politiek.
Dit möge voor het oogenblik waar zyn, maar veronderstel dat wy
in den loop van enkele jaren in Staat zouden wezen artikelen
voort te brengen volmaakt hetzelfde, in alle opzichten van voor-
treffelykheid als de buitenlandsche, dan zou het argument zyn kracht
verhezen, want de geimporteerde artikelen zullen gedurende de
lange reis moeten verzekerd worden en pakhuishuur en andere
toevallige onkosten betalen, waardoor zy veel hooger in prjjs zullen
geworden zyn dan ons eigen fabrikaat ooit kan worden. Het vol-
gende voorbeeld zal myne zienswyze verduidelyken. Ongeveer vier
jaren geleden toonde men my een monster flanel, dat in eene fabriek
te Osaka vervaardigd was. Het was wit flanel, zooals voor de
uniformen van onze land- en zeemacht gebruikt wordt. Het flanel
voor deze uniformen was uit Engeland gelmporteerd en wordt ook
voor andere kleedingstukken gebruikt. De fabrikant die my het
staaltje Het zien, had grooten lust om de kwaliteit van het flanel te
verbeteren, totdat het mogelijk zou wezen het Engelsche fabrikaat
te vervangen. Hij drong er bij ons Gouvernement herhaaldelijk op
aan, om zyne industrie aan te moedigen, maar het Gouvernement
wilde er niet in treden, omdat het Engelsch flanel goedkooper en
beter was. Ten slotte beloofde het Gouvernement, erg lästig gevaUen
door ’s mans aandrang, om het flanel van hem te koopen, mits de
prys lager gesteld en de kwaUteit verbeterd werd. In den loop
van eenige weinige jaren werd dit verwezenlykt en tegenwoordig
wordt het Osaka-flanel in zoo uitstekende kwaliteit en zoo goedkoop
geleverd, dat het Engelsch fabrikaat het niet kan overtreffen. Zonder
de hulp van het Gouvernement wäre dit resultaat niet bereikt
geworden — een klaarblykelyk gevolg van de economische politiek.
Wy hooren dikwyls dat de veiUgheid van een land niet verzekerd
is, zoolang wy niet in Staat zyn om onze eigen militaire
uitrusting te maken — geweren, kanonnen, kruit enz. — en toch
nemen wy geen maatregelen om tot dezen toestand te geräken,
maar rekenen voor de kleedy van onze Soldaten op buitenlandsch
materiaal. Wanneer wy dergelyke uitingen in Europa en Amerika
hooren, heeft dat minder te beteekenen dan voor ons. Hetbeteekent
dat zulke dingen als militaire instrumenten, kleeding, schoenen en
andere zaken natuurljjk door henzelven gemaakt worden. Wy kunnen
nooit onafhankelijk zyn uit een militair oogpunt, zoolang als wjj
van vreemde landen afhangen voor de kleeding en zelfs de voedmg
van ons leger. Om deze reden pleit, ik voor de zelfstandige bezorging
van müitaire kleeding en wapentuig.
Men kan niet verwachten dat dit voorstel van my dadelyk zal
opgevolgd worden. De aandacht van de daartoe aangewezen ambte-
naren kan er evenwel op gevestigd worden. Wanneer ik zeg dat
wat de Regeering zieh aanschaft, beperkt behoorde te worden tot
de voortbrengselen van eigen bodem, moet ik de Regeering waar-
schuwen voor eene onjuiste r e g e l i n g van voorwaarden. Wanneer wy,
bjj voorbeeld, eene overeenkomst met de flanel-fabrikanten wilden
sluiten, zouden wy een contract moeten maken voor een bepaalden
tyd — laten we zeggen, voor vier jaar - en de fabrikanten zouden
moeten beloven dat zij aan het einde van een bepaalden termy n ,
hunne fabrieken zouden voorzien van de noodige machinerieön,
materialen en menschen, waardoor de productie van goederen van
de voorgeschreven kwaliteit gewaarborgd wäre, en dat men, indien
de goederen van minder deugdelijke kwaUteit zouden ztjn, het recht
zou hebben ze te weigeren. Ongetwijfeld zou dit in den loop van
vier of vyf jaar tot de gewenschte verbetering leiden.
Ik zou nog eene andere verduidelyking van de Verdienste van
myn voorstel kunnen geven. Uitgenoodigd door Admiraal Rogers, van
de N.-Amerikaansche Marine, werd ik ontvangen aan boord van een
Amerikaansch schip, dat na wat gekruist te hebben längs de kust,
het anker uitwierp in de haven van Kote. Er lagen ook twee Duitsche
oorlogsschepen in de haven. Het verbaasde my te zien dat de
Amerikaansche zeelui allen vrij aan land gingen, terwijl de Duitsche
allen op hunne schepen bleven en ik vroeg den Admiraal naar de
reden daarvan. De uitleg was aldus:
Het Duitsche Gouvernement stelt alle pogingen in het werk om
het landen van de matrozen zooveel mogelijk te voorkomen.
Gewoonlijk worden zjj de week vöördat zij eene haven binnenvaHen
niet betaald, noch gedurende den tijd dat het schip voor anker
ligt in eene buitenlandsche haven; het wordt steeds zöö berekend
dat zjj hun gage krygen wanneer zij in volle zee zijn. Op een
Duitsch schip is altijd gezorgd voor een voorraad sigaren en een
rooksalon, zoodat de mannen hunne sigaren en dranken aan boord
kunnen koopen, in plaats dat het geld aan de kusten van een
vreemd land besteed wordt. Dit letten op kleinigheden in de Duitsche
economische politiek is merkwaardig. De Amerikanen daarentegen
houden er weinig rekening mee wat hunne matrozen doen, en nemen
geen maatregelen om te verhinderen dat dezen de geldkoffers van
een ander land vullen. Maar in grootere zaken, als bjjv. op het
punt van kolen, voorzien zieh de Vereenigde Staten niet in Japan,