Rusland deed aan andere Mogendheden herhaaldelük eene belofte
dat het een eind 2 ou maken aan zpn bezetten van Mantsjoeriie -
eene bezettmg, welke plaats had gehad gedurende de Bokser-
onlüsten als een deel van het gezamenlijk optreden der Vereenigde
a W6lke P6klng ging6n ontzetten> en waarvoor het
dadelpk daarna van China voor de moeite die het genomen had
eene vergoeding had ontvangen tot een bedrag, de waarde ervan ver
overtreffende. Tegelijkertfld had het in eene andere richting getracht
vernederende concessies van China af te persen, welke geheeltegen-
overgesteld aan en onvereenigbaar met de beloften waren aan de
andere naties (door Rusland) gegeven. Van het begin tot het einde
waren de voornaamste pogingen der diplomatie in het VerreOosten
erop gericht, de elandestiene pogingen van Rusland te beletten
bt ft6 tö d06n houden- In deze POging stonden
Engeland, Amenka en Japan vast te zamen. Toen kwam het
verbondsverdrag tusschen Engeland en Japan in 1902; aan de
Mantsjoerijsche kwestie was toen nog geen einde gekomen en zij
drexgde nog. Engeland was zieh dat feit volmaakt bewust. Terue-
bhkkende over de lange gesehiedenis van meer dan veertig jaar
ziende op wat Engeland in het Verre Oosten in verbinding met
Japan heeft gedaan, zooals ik hiervoor heb verhaald, kan ik niet
anders dan zeggen dat het een resultaat had, gelijk ik vroeger
zeide, ten voordeele van Japan, en natuurlijk voelen wij ons ten
hoogste verplicht voor de hulp aldus door de Engelschen verleend.
twijfel met of veel hiervan is gedaan uit vriendelflkheid en
met een gevoel van rechtvaardigheid. Maar was dit alles? Was er
ook met lets anders achter? Als men een blik op de kaart werpt,
ziet men gemakkelijk in, waarom Engeland zpne politiek had aan-
genomen m de beschreven richting. Het heeft groote handelsbelangen
m het Verre Oosten, geen kleine politieke even goed.
Het is noodzakelijk die belangen te beschermen. Ofschoon slechts
gedeelten van de belangen van het rpk in het Verre Oosten liggen
kon het met lijden die belangen te verliezen, niet meer dan een
man het zou kunnen lflden een deel zflner gebouwen te verliezen,
welk verlies nadeelig zou kunnen blflken te zijn voor het geheele
samenstel. Deze belangen, welke het heeft te beschermen, zijn
eenerlei met die van Japan. Japan heeft precies hetzelfde te doen
als, Engeland ter bewaking en bescherming van zijn belang en
veiligheid. Dit het geval zünde, waag ik te zeggen, dat het
verbondsverdrag tusschen Engeland en Japan, zooals ik reeds
zeide, de elimax is eener lange evolutie, tot basis hebbende de
wederzüdsche belangen der twee landen. Tot zooverre is dit een-
voudig een feit wat betreft het politieke voorkomen. Er zpn echter
eenige insinuaties om Japan in discrediet te brengen in sommige
kringen.
In de eerste plaats zeggen zü, dat Japans moderne beschaving
alleen uiterljjk is en dat er alle mogelykheid is, dat eene reactie
inzet. Niets kan verder af zpn dan deze bewering. Wü hebben er
krachtdadig naar gestreefd om ons land te beschaven door ons in
alles te assimileereh aan Europeesche methoden en denkbeeiden en
wü zijn daarin, geloof ik, tot in zekere mate geslaagd. Het heeft
ons vele levens en veel geld gekost. Wü hebben Westersche appels
gegeten en vonden ze heerlük en het is niet waarschü’nlü'k dat wü
er afstand van zullen doen. Wü gaan zelfs vordere verbeteringen
maken en houden zoo gelüken tred met die naties, met wie wü
vriendschappelüke betrekkingen hebben. Van de materieele zijde
der beschaving, welke wij hebben aangenomen, kan ik u dadelük
overtuigen dat het niet waarschijnlük is,, dat wü ze zullen laten
varen. Wü hebben electrisch licht in Japan; gü zult er niet aan
twpfelen, wanneer ik u vertel dat wij nooit zullen terugkeeren tot
olie of was. Wü hebben spoorwegen: denkt gü dat wij ooit terug
kunnen gaan tot wandelen? Zullen wü de telegraafdraden vernielen
en weer boden gebruiken?
Ten aanzien van de geestelijke deelen van beschaving, möge het
niet zoo gemakkelijk zp'n te overtuigen, maar bij ons is dat precies
hetzelfde. De invoering der Westersche beschaving in Japan is niet
alleen beperkt tot hären materieelen kant. In wetten, in weten-
schap, in kunst en in alle de andere takken van mensehelü'ke
bedrijvigheid, hebben wij er naar gestreefd uwe denkbeeiden in te
voeren, juist in de^zelfde mate als wü hebben gedaan in materieele
zaken. Dit alles zullen wü nooit opgeven; zü hebben reeds diepen
wortel geschoten in den Japanschen geest en zü zün reeds essen-
tieele (bestand)deelen geworden bü het maken van eene dichtaan-
eengesloten natie. Somtijds drukken lieden hunne verbazing uit
over de in Japan in eene betrekkelijk zoo körte periode als dertig
of veertig jaar gemaakte veranderingen, alsof zü twüfelden aan de
echtheid ervan. Het is waar dat Japan eene groote vervorming
heeft bewerkstelligd; maar zonder in het minst eenig denkbeeid
van zelfverheerlüking erop na te houden, mag ik toch zeggen dat
Japan altüd eene soort van eenige nationale beschaving gehad
heeft en toestanden van maatschappelüke organisatie, welke het,
te zamen met eene belangrp’ke voorafgaande voorbereiding, een
büzonder aanpassingsvermogen heeft gegeven voor het aannemen
van Westersche verlichting. Het is, waag ik te zeggen, eene
begoocheling te denken, dat alle inboorlingen of stammen over
verschillende deelen van den aardbol verstrooid, zieh, Japan nastre