Beneden de veertien in de werkplaatsen zonder motor:
Mannelyke employd’s .................................... 4,137
Yrouwelyke „ 11,994
Totaal . . f! 16,131
G-root-totaal = 41,450.
De werklieden kunnen verdeeld worden in twee categorieSn,
daglooners en in de kost zynde werklieden; de eersten zyn zy die
in de nabyheid der werkplaatsen een vast verblyf hebben, en de
laatsten zy die komen van verschillende plaatsen en voor wier
kost en inwoning de patroons zorgen. Deze laatsten zyn voor het
meerendeel vrouwen. Het is moeilyk precies te zeggen, welke van
deze twee categorieen de talrijkste is, maar in vezelstoffabrieken
van verschillende soort komt het kostgangerstelsel het meest voor:
sommige weveryen hebben wel 70 tot 80 pct. kostgangers.
Om verwyzing gemakkelyk te maken, kan men de werkplaatsen
en hun product in de volgende vijf seeties verdeelen:
1. Yezelstof, omvattende ruwe zijde, spinnen, weven, touwslagery.
2. Machinewinkels, omvattende machineconstructie, scheepsbouw,
meubelmakerij, gieterij.
3. Chemische fabrieken, omvattende ceramiek, gas, papiermolens,
goudlakfabricage, leerlooiery, ontvlambare stoffen, kunstmest, droge-
rijen, enz.
4. Diverse, omvattende brouweryen, suikerraffmadery, tabak-
fabrieken, theebereiding, zuivering van granen, bloem, limonade,
mineraalwater, suikergoed, verduurzaamde vruchten en groenten,
boekdruk en lithographie, papierwerk, hout- en bamboe-artikelen,
lederartikelen, vederartikelen, stroovlechtwerk, lakwerk, enz.
5. Speciale werkplaatsen, omvattende electriciteit en metallurgie.
Yan het werkvolk in de eerstgenoemde sectie kan men veilig
zeggen, dat het grootste deel vrouwen zyn, van wie de meesten
tusschen de veertien en twintig oud zyn. Die boven dien leeftyd
zyn, maken misschien 40 pct. uit, met een klein overschot beneden
veertien ja ar, maar voor het grootste gedeelte niet minder dan twaalf.
In de tweede sectie zyn de werklui meest volwassen mannen,
en waar jongens gebruikt worden, zyn ze zelden minder dan
vyftien en zestien jaar oud.
In de derde sectie, en vooral in glasfabrieken, worden leeijongens
gebruikt op den leeftyd van twaalf tot dertien jaar, en in zeldzame
gevallen niet ouder dan tien jaar. In de papiermolens werken niet
weinig jongens en meisjes, van welke de jongste soms negen jaar
oud is. Ditzelfde komt voor in tabakfabrieken.
In drukkeryen zyn de meeste employé’s gewoonlyk volwassen
mannen, somwylen met een klein aantal van kinderen beneden de
veertien jaar.
Over het algemeen zyn de arbeidsuren der werklieden twaalf
uren daags, ofschoon ze somtyds tot zestien en zeventien uren
uitgebreid worden. In katoenmolens is de standaard twaalf uren
voor dag- en nacht-arbeiders beiden, terwyl de ploegen om den anderen
dag afwisselen. In spinneryen zyn de uren dertien tot veertien,
in snel-weefstoelen twaalf. By handwevery heerscht eene groote
verscheidenheid; de algemeene regel is twaalf tot vyftien uren,
naar gelang van het jaargetyde, hoewel in sommige zeldzame gevallen
de dagen wel zestien tot zeventien uren lang zyn. In de
grootere werkplaatsen, dezulke die onder de tweede sectie van
onze indeeling vallen, is de arbeidstyd veel geregelder, gemiddeld
tien uren, met een of twee uren over den gewonen tyd. In.de
derde sectie gaan veel werkplaatsen dag en nacht door, in welk
geval er twee afwisselende ploegen zyn, ieder voor twaalf uren.
De loonen worden berekend bij den dag en by stukwerk, hoewel
tot zekeren omvang berekening naar het maandelyks afgeleverde
voorkomt. Als regel kan men stellen, dat de afrekening voor den
arbeid om de twee maanden geschiedt, maar er zyn gevallen dat
de betaaldagen halfjaarlyks, en zelfs, nog zeldzamer, jaarlyks vast-
gesteld zyn.
In de katoenmolens worden ten volle 60 pct. der werklieden bij
het stuk betaald, en by dit stelsel, dat hoe langer zoo meer popu-
lair wordt, is er een regelmatige veertiendaagsche betaaldag.
In de meeste onder de 2de sectie vallende werkplaatsen is er
dagelyksche uitbetaling, van tyd tot tyd gewyzigd in gevallen
dat stukwerk by aanneming aan twee of meer werklui opgedra-
gen wordt.
In de katoen-spinnery en -wevery ontvangen de volwassen mannen
ongeveer zeven-en-een-half penny per dag, de vrouwen ongeveer
vyf pence.
Machinefabrieken en andere onder de 2de sectie vallende werkplaatsen
betalen aan den gewonen arbeider van één Shilling tot één Shilling
en drie pence per dag uit, terwyl aan bedreven werklieden het
loon soms iets meer dan twee Shillings en twee pence bedraagt.
In luciferfabrieken, daarentegen, is het loon veel geringer, van
drie pence tot vyf pence voor gewone vrouwelyke werksters, en
van één penny tot iets boven drie pence voor kleine meisjes. In
tabakfabrieken en drukfabrieken ontvangen gewone vrouwelyke
employé’s ongeveer vyf pence, en mannelyke van tien pence tot
één Shilling dagelyks.