was om den Sjogoen te dwingen af te treden, en dat zelfs degenen
die de nieuwe verdragen het luidst en het onvoorwaardelykst
afkourden, overtuigd waren van de noodzakelijkheid het land open
te stellen. Reeds op den 18den December deelde de Edele Heer
Iwakoera den leden der nieuwe Regeering mede, dat „ofschoon
„sedert 1858 de politiek van het Keizerlyk Hof er eene was van
„afsluiting en verdrijven der vreemdelingen en ofschoon de Wes-
„tersche naties beschouwd werden als barbaren, toch het feit niet
„te ontkennen is, dat de openstelling van Hiogo (en andere havens)
„eindelvjk aan de voormalige Tokoegawa-Regeering werd toege-
„staan en de politiek van vreedzaam verkeer met vreemde Mogend-
„heden aangenomen, zoodat de Keizerlijke Regeering voortaan de
„ Staten van Europa en Amerika op denzelfden voet zal behandelen
„als China”. Men zegt, dat velen der Keizerlijke staatslieden bfj deze
proclamatie „verbaasd” waren, wat zij wel geweest kunnen zy'n.
Middelerwijl maakte de vorming van de nieuwe Keizerlijke Regeering
in Kioto uitsluitend uit de vroegere anti-vreemdelingen- en
anti-Sjogoen-partij en haar besluit, dat de gewezen Sjogoen aan
den Keizer terstond alle zijne landen en inkomsten moest terug-
geven, de Sjogoen-partij vertoornd; en daar beide partijen geheel
gewapend waren, moest Keiki Tokoegawa, tot nu toe in Kioto,
terugtrekken naar Osaka, om eene botsing te vermijden. Dit ge-
beurde op den 12d8n December. Op den 16d8n stelden de vertegen-
woordigers der Yereenigde Staten, van Frankrijk, Engeland, Pruisen
en Holland zieh aan den gewezen Sjogoen voor en lazen hem de
volgende collectieve nota voor:
„De Regeering van Japan heeft eene groote verandering onder-
„gaan; maar de vertegenwoordigers der Mogendheden, met welke
„een verdrag gesloten is, hebben geene bemoeienis met de kwestier
„by wien de regeermacht behoort te berusten; mits er slechts eene
„regeering zij, die door het gansche volk gehoorzaamd wordt en
„bereid is, internationale verplichtingen na te komen. Ons is nog
„niet officieel kennis gegeven, tot wien wy ons in den vervolge
„moeten richten voor de zaken de naties betreffende, die wy verle
g e n woordigen en wy verlangen, dat uwe Hoogheid ons zoo
„spoedig mogelyk zal kennis geven” .
Hierop antwoordde Keiki Tokoegawa met eene lange nota, waarin
hy uiteenzette waarom hy de regeermacht terug had gegeven aan
den Keizer en waarom hy uit Kioto moest terugtrekken, ofschoon
voor het oogenblik het beheer der zaken hem nog was toever-
trouwd, totdat over den vorm der nieuwe Keizerlijke Regeering
door de vergadering van alle Daimio’s zou zijn beslist. De nota
besloot met de volgende woorden:
„De Mogendheden, die met ons betrekkingen over verdragen
„hebben geopend, behoeven zieh niet te bemoeien met binnenland-
„sche aangelegenheden van Japan, maar behooren zieh all een te laten
„leiden door de rede. Ik heb reeds uitvoering gegeven aan de vert
r a g e n , en zal vorder trachten de belangen der Mogendheden, met
„welke een verdrag gesloten is, te bevorderen. Ik wensch, dat
„men begrype, dat ik het als myn plicht beschouw, de dingen,
„die by verdrag zijn beloofd, ook uit te voeren, en goede betrek-
i„kingen te onderhouden met de Mogendheden, hangende de deflni-
„tieve organisatie der Keizerlijke Regeering door middel van de
„publieke opinie der gansche natie” .
Onmiddellijk daarna rukte het leger der Tokoegawa-party tegen
Kioto op met de verklaarde bedoeling een verzoekschrift aan den Keizer
aan te bieden; en een gevecht met het Keizerlijke leger by Foesjimi
was het gevolg. Toen de troepen van den Sjogoen verslagen waren,
vluchtte Keiki Tokoegawa naar Jedo. Hier werd hij weder gehoor-
zaam onderdanig, verliet zyn eigen kasteel en trok zieh terug in
eenen Buddhistischen tempel, in afwachting van eene welverdiende
bestraffln g. Hij gelastte den onder hem staanden Daimio’s zieh ook
te ontwapenen, doch zy weigerden hem te gehoorzamen en marcheerden
Noordwaarts ten einde zieh op hunne feodale bezittingen
te verdedigen.
Op den 15den Januari 1868 verzond de Edele Heer Higasjikoedje,
Hoofd van het pas ingestelde Bureau van Buitenlandsche Zaken
der Keizerlijke Regeering, aan de vertegenwoordigers der vijf mogendheden,
te Hiogo bijeen, het belangryke stuk, gedateerd 10 Januari
van het 4de Keiwo jaar, en geteekend door den Keizer zelf en met
het Grootzegel des rijks verzegeld, gesteld als volgt:
„Wy, Tenno van Japan, geven by deze kennis aan de Keizersen
„Köningen van alle Mogendheden tegader en hunne onderdanen.
„Onlangs heeft Keiki het verzoek tot ons gericht de regeermacht
„terug te mögen geven, en wy hebben daarin toegestemd. De
„Staatszaken, zoo binnen- als buitenlandsche, zullen wij later per-
„soonlyk beslissen. Diensvolgens zal de uitdrukking Taikoen, in de
„verdragen gebruikelyk, voortaan veranderd worden in die van
„Tenno. Bijzondere ambtenaren zijn aangesteld om de buiten-
„landsche zaken te behandelen Laten de Gezanten der Mogend-
„heden dit weten,” _
Op denzelfden dag werd eene Keizerlijke verordening uitgevaar-
digd, de buitenlandsche politiek der nieuwe Regeering aan het volk
bekend makende:
„De kwestie van het verkeer met het buitenland is gedurende
„vele jaren eene zaak van de grootste zorg geweest voor den over