en thans Staat het onder rechtstreeksch bewind van de Keizerlyke
Regeering. Bygevolg is er in Lioekioe niemand die niet Japansch
onderdaan is, recht hebbend op bescherming door de Japansche
Regeering. Gy zegt dat gtf de lieden van Lioekioe gered hebt,
mäar wat hebt gy gedaan om de Eormosaansche wilden, die de
overigen hebben geplunderd en gedood, te tüchtigen?
M. v. h. J. Er zyn twee soorten van oorspronkelyke inboorlingen
op Formosa degenen die onder Chineesche heerschappjj zyn
gekomen en door de Chineesche, plaatselyke ambtenaren worden
bestuurd, de zg. „rype barbaren” , en die buiten den invloed van
China zyn gebleven, de zg. „ruwe barbaren” .
J. G. De Formosaansche wilden hebben meer dan eens vreemde
onderdanen lästig gevallen en uwe Regeering heeft ze nooit getuch-
tigd. Dat zou tot zeer ernstige consequenties kunnen leiden — nl. de
bezetting van Formosa door andere Mogendheden, zooals het geval
is geweest met Kambodja, Toengking en de Amoer-districten,
hetgeen onaangenaam is en eene bron van gevaar voor Japan en
China beide. Daarom heeft de Japansche Regeering besloten, het
werk der tuchtiging zelf te ondernemen. Maar ten einde verwikke-
lingen te vermyjden, liet onze Afgezant, in zyne hoedanigheid van
Minister van Buitenlandsche Zaken, de expeditie uitstellen, totdat
hij gelegenheid had aan de Chineesche Regeering te verzekeren
dat hetgeen Japan in Formosa gaat doen, slechts betreft de barbaren
buiten de grenzen van het Chineesch bestuur en dat het
niet hare bedoeling is, zieh in de binnenlandsche zaken van China
te mengen. Men moet ook in overweging nemen, dat indien de
Japansche Regeering nu niet handelt, het Japansche volk, zeer
vertoornd als het is over den moord op het volk van Lioekioe,
op eigen gelegenheid het eiland zoude kunnen binnendringen en
daardoor eenen staat van zaken in het leven zoude roepen, welke
onvereenigbaar is met het bestaande verdrag. Oorspronkelyk was
de Japansche Regeering tegen het denkbeeid de Chineesche
Regeering kennis te geven van haar plan, en het is daarom
op zyne eigene verantwoording, dat de Afgezant deze mededeeling
doet, enz.
M. v. h. J. De „ruwe barbaren” zyn niet getuchtigd, omdat zy
b u i t e n h e t b e r e i k zyn v a n ons b e s t u u r en onze be-
s c ha v i n g ; maar daar wy in het bezit zyn van de verslagen van
den Gouverneur van Fokien, die de lieden van Lioekioe redde,
zullen wy die stukken raadplegen en dan een antwoord geven op
uwe kwesties.
J. G. Daar is niet den Japanner die onbekend zou zyn met den
moord der Lioekioesche lieden op Formosa, daar het geval in de
Chineesche kranten versehenen is; en daar de Afgezant zieh in
alleryl gereed maakt voor zyn vertrek, zal hy zeker niet langer
op eenig nader antwoord wachten.
Na aldus mondeling vastgesteld te hebben: 1°. dat China afstand
deed van het recht, zieh te mengen in de binnen- en buitenlandsche
zaken van „China” 1), 2°. dat het geen bezwaar maakte, de inboorlingen
van Lioekioe Japansche onderdanen te noemen en 8°. dat
het geene bedenking had tegen het zenden van eene expeditie
naar de Formosaansche wilden door Japan, beschouwde de Afgezant
het doel zyner zending als volbracht. Hy had reeds een deel van zyn
gevolg naar Japan laten vertrekken op den 23sten, toen op denzelf-
den dag Boensjo, Eerste Minister van het Tsoeng-li-Jamen, een zyner
ondergeschikten naar den Afgezant zond om hem, verschooning
vragende voor de vertraging in de regeling der audientie, zeer
dringend te verzoeken zijn vertrek uit te stellen. De Afgezant weigerde
toe te stemmen, den boodschapper zeggende, dat wat een Japansch
Minister eens had gezegd ook zou gebeuren. Daarop zeide de boodschapper
aan Sojedjima, hoe zeer het Boensjo speet den Japanschen
Afgezant niet naar behooren behandeld te hebben, en dat hij thans
vast besloten was de audientie te regelen geheel op de wyze als door
den Japanschen Afgezant aangewezen enz. Schoorvoetend stemde
Sojedjima erin toe, Boensjo den volgenden dag te ontvangen.
Den 24steu kwam Boensjo in het hotel van den Afgezant en gaf
hem kennis, dat reeds eene mededeeling was gedaan aan de
vertegenwoordigers der Mogendheden in Peking, luidende, dat
de Keizerlyke audientie hun zou worden verleend op de door hen
verlangde voorwaarden, nadat de Japansche Afgezant in byzonder
gehoor zou zyn ontvangen. Den volgenden dag zond Sojedjima
eenen tolk naar het Jamen, om officieel de audientie te aanvaarden
onder de door Boensjo gespeciflceerde voorwaarden; de datum
der ceremonie werd vastgesteld op den 29sten. De audientie had
ten slotte plaats in Sjiko-den (de Purperlichtzaal). Dit was het begin
ervan, dat de vreemde Gezanten door den Chineeschen Keizer per-
soonlyk werden ontvangen na jaren tusschenruimte en alleen te
danken aan de pogingen van Taneomi Sojedjima.
Maar de door den eerwaardigen Geheimraadä) vertelde geschiedenis
is hier nog niet ten einde. Naar Chineesche gewoonte werd het
D Zonder twijfel moet voor dit China, Korea gelezen worden. (Zie het
begin van bovenstaand gesprek.) Ve b t .
s) Sojedjima, thans Geheimraad Graaf Sojedjima, leeft nog, ofsehoon hy
zeer bejaard en gebrekkig is. Hij is een der weinige nog over zijnde „makers
van Nieuw-Japan”.