„zonder zorgvuldige overweging der omstandigheden, zal het onderwerp eener
„specials berisping door den tegenwoordigen Minister worden gemaakt. Wat
„betreft het door Uwe Exoellentie te berde gebrachte feit, op getnigenis van
„de vrouw van Sjoedjiro Homma en anderen — dat de Chineesche Soldaten
„schnldig waren aan inbraak in de hnizen van het volk en het plnnderen en
„vermoorden van hen — de Keizerlijke Chineesche Begeering is voor het tegen-
„woordige niet in het bezit van voldoende bewijzen, maar zal eene bijzondere
„missie nitzenden te r onderzoeking, en mochten bepaalde bewijzen worden
„verkregen, dan zal zij niet nalaten de schuldige (n?) te straffen, overeen-
„komstig de krijgswet des rijks, enz.”
Zoo werden de onderhandelingen na zes zittingen ten einde gebracht
en werd het zg. Yerdrag van Tientsin geteekend op den
Igden April 1885. Daarbÿ kon China er niet toe gebracht worden
de onafhankelÿkheid van Korea te erkennen, maar zööveel was
voor Japan gewonnen, dat China met het oog op Korea erkende
dat Japan op gelÿken voet stond als China zelf. Aldus werd een stap
nader geschreden tot de oplossing van het Koreaansche vraagstuk.
Later vond China het verdrag lästig voor zieh en deed het eenige
onbeduidende pogingen het ongedaan te maken, maar het verdrag
bleef van kracht tot den oorlog van 1894—1895, waarvan het in
werkelijkheid de oorzaak was.
Oorlog tusschen China en Japan, 1894—1895.
Het verdrag van Tientsin veranderde niet de betrekkingen
tusschen China en Korea. Go-dai-tsjo en de Chineesche Soldaten
werden tëruggeroepen, maar En-sei-gai werd weder gezonden als
Chineesch Resident en mengde zieh in alle belangrjjke Staatszaken.
De Duitscher Mollendorff en na hem een Amerikaan, genaamd
Denny, gingen vöort als adviseur op te treden, naar instructies
van Li-hoeng-tsjang. Toen Rusland trachtte over land den handel
met Korea te openen längs de rivier de Tioemen, was het
Li-hoeng-tsjang, die Korea overhaalde dat niet toe te staan. Korea
benoemde Bokoe-tei-jo tot Gezant in Washington, maar En-sei-gai
kwam tegen dien maatregel op, op grond dat voor al zulke zaken
bekrachtiging van China als suzerein moest worden verkregen.
Li-hoeng-tsjang gelastte En-sei-gai de völgende voorwaarden voor
te stellen: 1. Bj) aankomst op zÿne post, moest de Koreaansche
Gezant in de allereerste plaats een bezoek brengen aan den
Chineeschen Gezant en dezen verzoeken hem te vergezellen naar
het Staats-Departement. 2. By alle openbare gelegenheden, officieele
plechtigheden en particulière diners zou de Koreaansche Gezant
altjjd lager dan de Chineesche Gezant zitten. 3. Telkens wanneer
eene internationale aangelegenheid van eenige beteekenis voorkwam,
zou de Koreaansche Gezant advies vragen aan den Chineeschen
Gezant en in overleg met dezen handelen. Korea maakte bezwaar,
maar En-sei-gai dreigde het, onmiddellijk handelend te zullen
optreden en (toen) boog het voor de overmacht.
De kwestie van telegrafische verbinding bracht Japan rechtstreeks
met China in strjjd in Korea. Sinds Maart 1883 bestond er een
geheim verdrag tusschen Japan en Korea betreffende den onder-
zeeschen kabel tusschen Nagasaki en Poesan, volgens hetwelk de
Koreaansche Regeering gedurende twintig jaar verplicht was, deze
ljjn en geene andere te gebruiken voor alle telegrafische gemeen-
schap tusschen Seoel en het buitenland en de vestiging van recht-
streeksche gemeenschap met naburige landen over land niet te
bekrachtigen. De kabel werd het volgend jaar voltooid door middel
eener bjjzondere regeling tusschen de Japansche Regeering en het
bjjkantoor van de Great Northern Telegraph Company te Sjanghai.
Maar in Juli 1885 slaagde En-sei-gai erin, de Koreaansche Regeering
te bewegen een verdrag te teekenen, hetwelk aan China het recht
gaf, zjjne Sjanghaj—Tientsinlijn door Gisjen (Widjoe, in het Noorden
van Korea) te verlengen naar Seoel en er gedurende vjjf-en-twintig
jaar toezicht op uit te oefenen. Daar er toen ter tjjd geene tele-
graaflyn bestond tusschen Seoel en Poesan, kwam het er toe, dat
alle telegrafische gemeenschap met de vreemde landen geschiedde
over deze nieuwe Chineesche lyn, met schending van het geheime
verdrag met Japan. Japan diende natuurljjk vertoogen in by Korea,
maar het antwoord van Korea was, dat het nooit China vergund
had de Chineesche ljjn met Seoel te verbinden, maar alleen erin
had toegestemd dat China ze verbond met een onbeteekenend
dorp aan de andere zij de van een beekje dat buiten de grenzen
van Seoel vloeide. Wat eene subtiele onderscheiding. Japan eischte
nu vergunning van Korea, de Seoel—Poesanljjn op te richten,
ten einde ten minste de Poesan—Nagasakikabel in directe verbinding
te brengen met Seoel; maar Korea weigerde dit en, onder
voorwbndsel de ly'n zelf te bouwen, gaf het het recht aan China, dat
de ljjn voltooide en onder Chineesche controle exploiteerde sinds
1888 (totdat het recht werd overgedragen aan Japan tijdens den
oorlog van 1894—1895).
In 1889 verbitterde de zg. tegen-graan-zaak de gevoelens tusschen
Japan en Korea nog meer. De Gouverneurs der twee aan China
grenzende Koreaansche provincies verboden plotseling den uitvoer
van rjjst en berokkenden groote verliezen aan de Japansche rjjst-
importeurs. Daar dit duideljjk eene schending was van het Negende
Artikel van het Yerdrag van Kokwa van 1876, diende de Japansche