represaille-maatregelen te lijden zullen hebben onder onvoordeelige
omstandigbeden. Behalve de drank- en tabaksbelastingen is er eene
ander goede bron van inkomsten in den suikeraecjjns.
Hoewel wÿ niet genoeg tÿd gehad hebben om de uitkomsten van
deze belasting te zien, kan men toch gerust beweren dat, indien
wiJ de ontwikkeling van onze suikerindustrieën niet willen aan-
moedigen, er reden is om de belasting te verhoogen; indien wÿ
integendeel dat wel wenschen te doen, is het niet raadzaam die
te verhoogen. Daar de Regeering de laatste zienswyze tot de hare
maakte, werd besloten de belasting op hare tegenwoordige hoogte
te laten.
Benevens den suikeraccyns, is ook een accynsrecht op zijden
stukgoederen als eene mogelyke bron van inkomsten besproken
geworden. Maar na onderzoek is gebleken dat alle methoden die
men overwoog om de belasting te heften, in de tegenwoordige
toestanden der nÿverheid onuitvoerbaar waren.
Onder de toekomstige bronnen van inkomsten kan men noemen
de boschcultuur, die goede vooruitzichten op ontwikkeling heeft.
Daar de kwestie der boschexploitatie een onderwerp van veel
discussie in het publiek geworden was, benoemde de Regeering
eene commissie, waarvan ik lid ben, om op het beheer der
bosschen toezicht te houden, en het werk der verbetering is nu in
vollen gang.
Laat ons nu overgaan tot het onderzoek van de twee beste bronnen
van inkomsten, namelyk drank en tabak, die altoos belangry'ke
punten van economische Studie zullen opleveren aan elk Ministerie
dat in het vervolg aan het bewind zal komen. Tot nog toe is het
onderwerp der saké-bereiding uitsluitend van het belastingstandpunt
bestudeerd geworden. Doch toen de Regeering zag, dat eene ontzag-
lijke hoeveelheid ten bedrage van 4.000.000 kokoe (een kokoe is
gelijk aan 38,7 Engelsche gallons) jaarlijks gebrouwd werd, werd
zÿ zieh ook bewust van de noodzakelijkheid om de zaak als een
van de grootste nationale industrieën die vatbaar was voor verdere
ontwikkeling te behandelen. Saké gelÿkt in menig opzicht bier, dat
een belangrijk uitvoerartikel in verscheiden vreemde landen is. Het
eenige kenmerkende onderscheid tusschen beide ligt in de gebruikte
grondstof, welke rÿst is in het eene geval en mout in het andere.
In Engeland zÿn er ongeveer 200 brouwerÿen, die meer drank
opleveren dan 15.000 brouwerÿen in ons land in den vorm van
saké. Dit feit bewÿst zeer duidelÿk, dat er sommige gebreken z}jn
in onze brouwindustrie, welke zonder twÿfel zeer primitief is. Als
ons stelsel grondig verbeterd wordt door wetenschappelÿke methoden,
zÿn wÿ van meening dat er alle kans bestaat om saké met
aanmerkelyk minder kosten dan tegenwoordig te bereiden, en dat
het tezelfdertyd doenlyk zal wezen de belasting op dien tak van
nijverheid te verhoogen. Wat de tabaksbelasting aangaat, is de zaak
nog steeds een vraagstuk in verscheiden landen. In Europa is de
tabaksnyverheid meestal een Staatsmonopolie. In Engeland en
Amerika is ze eene private onderneming. Maar indien deze industrie
geheel in handen valt van eene maatschappy of trust, zal het
feitelijk eene monopolie worden. De tyd zal spoedig uitmaken of
deze industrie door den Staat zal gemonopoliseerd of door een
trust zal gedreven worden. Er zullen slechts twee wegen kunnen
ingeslagen worden — namelyk öf de geheele industrie zal een
Staatsmonopolie worden, gelyk in Frankrijk, Oostennjk-Hongarye
en Italiö, öf ze zal gecontroleerd worden door een zwaar tarief,
gelyk in Engeland. In elk geval zal de tabak, dewyl het een artikel
van groote binnenlandsche consumptie is, en de industrie buitendien
zeer gemakkelyk in Japan kan gecontroleerd worden, zonder twyfel
eene veelbelovende bron van inkomsten in de toekomst worden,
ofschoon er verschillende ingewikkelde vraagstukken te behandelen
zullen zijn in verband met de werking van monopoliestelsels,
ingeval de geheele industrie eene Staatsonderneming mocht worden.
Ten slotte is het duidelyk, dat het onmogelijk zal wezen betere
bronnen van inkomsten, vatbaar voor verdere ontwikkeling, te
vinden dan de bovengenoemde belastingen op sake, tabak ensuiker,
en de inkomende en uitgaande rechten, onder welke de twee eerste
het meeste beloven.
Wanneer wy nu den blik richten op de uitgaaf-posten, moeten
wy bedenken, dat tal van werken in de toekomst moeten volvoerd
worden in verband met de ontwikkeling der nationale belangen en
met den vooruitgang der beschaving. Zoodanige zyn, onder andere,
de verbetering van spoorwegen, wegen en havens; ondernemingen
in China en Korea; de oprichting van onderwysinstellingen, en de
bouw van vuurtorens, waterleidingen, draineeringswerken, enz. Maar
verreweg de grootste en belangrykste kwestie ter behandeling is
die der marine-uitbreiding, namelyk het „Derde plan van Marine-
uitbreiding”. Dat de noodzakelykheid om onze vloot te vermeerderen
zieh zou voordoen, is zonder twyfel door sommigen wel voorzien.
Wy die deel hadden in het beheer der financien, verwachtten echter
niet dat zulk eene noodzakelykheid op zoo’n tydstip zieh zou voordoen;
toch is die gekomen, en tezelfdertyd is de moeilykheid
gekomen om fondsen voor dit uitbreidingsplan te vinden. Van de
verschillende werken ontworpen in het plan p o s t - b e l l um, het-
welk onmiddellijk na den oorlog met China gevormd werd, was de
belangrykste de uitbreiding van leger en vloot, die wy sinds dien