26 j a p a n d o o r j a p a n n e r s .
Opkomst en val van het Tokoegawa-Sjogoenaat.
Het feodale regeeringsstelsel werd, zooals reeds opgemerkt, het
eerst ingevoerd door Joritomo en verder ontwikkeld door Asjikaga
Takaoe<}ji, den eersten Sjogoen van het Asjikaga-Sjogoenaat
(1338 — 1573), en eindelyk tot volkomenheid gebracht door Tokoegawa
Ijejasoe, den eersten Sjogoen van het Tokoegawa-Sjogoenaat
(1603—1667). Uit de door Joritomo aangestelde militaire Gouverneurs
ontstonden de latere feodale heeren of „Daimios”, die den Sjogoen
als hun hoofd huldigden. De Sjogoen bekleedde de waardigheid
van een Gouverneur-Generaal, die benoemd en aan wien de uitoefening
van de souvereine macht verleend werd door den Eeizer, en die
het ambt als erfelyke gift bezat. Wanneer een Sjogoen stierf,
werd hy opgevolgd door een zjjner zonen of zyn naasten bloed-
verwant, en deze werd door den gelyktydigen Keizer als Sjogoen
aangesteld, altoos met eene bepaalde plechtigheid. Maar dewyl de
stärkste en mächtigste van de geheele militaire klasse altoos de
Suprematie aannam over de rest en daarom tot Sjogoen of militair
Bewindvoerder werd benoemd, kon het Sjogoenaat niet beperkt
blyven tot de verschillende geslachten derzelide familie. Yoorts
ging de ontwikkeling van de militaire regeering gepaard met de
opkomst van vele mächtige Daimio’s, die een groot aantal van
volgelingen en uitgestrekte landeryen bezaten. In de laatste tyden
van het Asjikaga-Sjogoenaat bevochten deze Daimio’s van 1467 tot
1590 elkander om de Suprematie, totdat Tojotomi Hidejosji,
gewoonlyk bekend als Taiko, de overigen onderwierp en vrede en
orde herstelde in 1590. De stryd om de Suprematie ontvlamde echter
wederom na zyn dood, en zyne volgelingen eenerzyds en die van
Tokoegawa Ijejasoe anderzyds vochten den Yeldslag van Iekigahara
(1600), welke beslissend was voor de overwinning van den laatste.
De honderd-zevende Keizer, Go-Joze, erkende de groote Verdienste
van Ijejasoe dat hy een eind gemaakt had aan den langdurigen
oorlogstoestand in het land, en vond goed hem te benoemen tot
„Sedji-Daisjogoen” in 1603 (8ste jaar Ketsjo). Zoo werd dan het
Tokoegawa-Sjogoenaat ingesteld en de grondslagen er van bevestigd
door den derden Sjogoen Ijemitsoe, die ter vergadering in het Kasteei
van Jedo, thans Tokio, de zoogenaamde „Tozama Daimio’s ” opriep,
d. i. die Daimio’s welke niet zyne eigen volgelingen waren, maar
op gelyken voet met de Tokoegawa’s gestaan hadden sinds den tyd
van Taiko, en hy liet hen allen in zyne tegenwoordigheid den eed
afleggen, dat zy hem in ’t vervolg op dezelfde wyze zouden huldigen
als zyne eigen volgelingen.
Met het doel den blyvenden vrede en de eenheid van het gansche
land te handhaven, streefden Ijejasoe en zyne opvolgers y'verig naar
verbetering van het maatschappelyk leven, en bevorderden zy als
een middel daartoe kunst en geleerdheid, welke zoolang veronacht.
zaamd waren geworden voor de militaire ontwikkeling wegens de
achtereenvolgende oorlogen. Buitendien werd besloten tot de strenge
uitsluiting van den invloed van zendelingen over het geheele land,
als zjjnde de beste politiek om verwikkelingen te vermyden, welke
ten gevolge van staatkundige eerzucht ontwyfelbaar zouden ontstaan
zyn. Doch de handel met vreemdelingen is nooit hierom belemmerd
geworden, maar werd veeleer aangemoedigd, zooveel als mogelyk,
zonder den zendelingen te vergunnen daardoor een vasten voet te
krygen. De Hollandsche kooplieden, die geen plan hadden een
godsdienst te verbreiden, alsook de Chineezen, hadden hierom ver-
gunning om hunne handelszaken in de haven van Nagasaki te dry ven.
Nadat alles op deze wyze geordend was, heerschte vrede in het
land, de menschen genoten een rüstig en ongestoord bestaan;
geleerdheid ontwikkelde zieh, de kunsten bloeiden; groote en kleine
steden verrezen en bloeiden, en de stroom van vooruitgang en
beschaving vloeide met nieuwe kracht.
De politiek van de Tokoegawa’s ter verzekering van vrede en
eenheid was zoo verständig aangepast aan de tydsomstandigheden
en bewoog zieh met zulk eene volmaaktheid en zoo’n günstigen
uitslag., dat het ten slotte de militaire regeering en het feodalisme
tot ontbinding voerde — een zeer natuurlyk gevolg. Met de ontwikkeling
van geleerdheid, onderging de Studie van de geschiedenis
en letterkunde van Japan, alsook van het Chineesch politisch-ethisch
stelsel van Confucius en Mencius, eene groote uitbreiding. Verscheiden
Daimio’s moedigden hunne volgelingen aan om zieh op
geleerdheid toe te leggen, en Tokoegawa Mitsoekoeni, geboren
1622, gestorven 1700, voltooide de uitgave van zyne beroemde
„Dai Nippon of „De. Geschiedenis van Groot Japan” . De oorsprong
en aard van het Sjogoenaat werd beter bekend en begrepen door
het toenemend aantal beschaafde mannen, die twyfel begonnen te
koesteren aan de noodzakelijkheid om het militair regeeringsstelsel
te doen voortduren. Dit gevoelen vond dikwyls uitdrukking in den
volksroep van „Kinno” — het herstel van den s t a t u s quo van
’sKeizers gezag - welke om dezen tyd begon. De aanwas der
hoofdstad bracht ook eene groote verandering in den economischen
toestand des lands teweeg en droeg by ter verzwakking van den
grondslag van het feodalisme. Daarenboven verloor de staat der
financien in den lateren tijd van het Tokoegawa-Sjogoenaat in goeden
naam en krediet.