Regeering kon en wou doen, om aan onzen eisch om genoegdoening
te voldoen. Na zorgvuldig geluisterd te hebben naar de argumenten
van elk die tegenwoordig was, besliste de Keizer dat eenvreedzaam
gezantschap naar Korea zou worden gezonden en vertrouwde Hÿ
de regeling van de geheele zaak toe aan Inooeje. De Minister van
Buitenlandsche Zaken riep onmiddellÿk de Gezanten der in Tokio
vertegenwoordigde Mogendheden by een en hun het telegram van
Hanaboesa voorlezende en hen in kennis stellende met het plan
der Keizeriyke Regeering, vroeg hÿ hun of huns inziens Korea
een onafhankelÿke Staat was of niet. Allen antwoordden, dat in
hunne oogen Korea een onafhankelÿke Staat was. Over dit antwoord
tevreden, vertrok Inooeje onmiddellÿk naar Nagasaki en zond hÿ
Hanaboesa, na hem nauwkeurige instructies gegeven te hebben,
naar Korea onder geleide van drie oorlogsschepen en 800 man.
Gteneraal-majoor Takasjima en Schout-bÿ-nacht Nire zouden na hem
vertrekken met 1150 man.
Maar tusschen den coup d ’é t a t van 23 Juli en Hanaboesa’s
aankomst voor de tweede maal met ’de bÿzondere opdracht genoegdoening
te eischen, was in Seoel een nieuwe factor op het
tooneel versehenen. De Koninginnepartÿ, plotseling van hare macht
beroofd door de partÿ van Tai-in koen, had zieh tot China gewend
om hulp door middel harer partÿgenooten Kin-in-sjokoe en G-io-in
tsjioe, die zieh tÿdens den coup d ’é t a t in China hadden bevonden
en Li-hoeng-tsiang gaf onmiddellÿk bevel aan Generaal Go-tsjo-kei,
Kolonel Eoe-sei-gai en Admiraal Tei-djo-sjo om naar Korea te gaan
met troepen van de land- en van de zeemacht. De naam alleen van
China boezemde reeds ontzag en eerbied in aan aile Koreanen, en
Tai-in-koen was niet alleen machteloos inmenging van de suzereine
Mogendheid te weerstaan, maar zelfs geneigd hare hulp te zoeken
om den storm het hoofd te bieden, die zeker van de zÿde van
Japan komen zou.
Hanaboesa kwam den 12d«i Augustus 1882 in Ninsen aan en
ondanks het ernstige verzoek van de Koreanen Seoel zonder escorte
binnen te komen of zÿne binnenkomst uit te stellen totdat voor
behoorlÿke gebouwen, waarin de Soldaten konden worden inge-
kwartierd, was gezorgd, ging hÿ den 16den door naar Jokwazin,
binnen een uur gaan s van de rhoofdstad. Hier vroeg men hem
weer, drie dagen te wachten in eene villa, behoorende aan Tai-in-
koen en de verschillende Koreaansche ambtenaren kwamen en
gingen met aile soorten van voorwendsels, met de bedoeling hem
zÿne binnenkomst in de stad te doen uitstellen, maar Hanaboesa
sloeg geen acht op hen. Toen hÿ naar dehoofdstad oprukte, z ag h ÿ ,
dat me e r d e r e C h i n e es c he t r o e p e n r e e d s r o n d om de
vier p o o rt e n wa r e n o p g e s t e l d en begreep hy pas, wat de
vertoogen der Koreaansche offleieren beteekenden. Of zjj wachtten
op instructies van Li-hoeng-tsjang, öf zy wenschten den Chineeschen
troepen tyd te geven zieh in voordeelige posities op te stellen. Zjj
spraken nu vryelyk ervan, dat de voornaamste Ministers de
Chineesche oorlogsschepen bezochten en dat zy niet in Staat waren
den Japanschen Gezant dadelyk te ontvangen. Hanaboesa verzocht
onmiddellyk om eene audientie by den Koning, maar de Ministers
wilden dat niet toestaan onder voorwendsel, dat den 17den en 18den
dagen waren van belangryke godsdienstige plechtigheden aan het
Hof. De Japansche Gezant stemde erin toe te wachten, er echter
byvoegende, dat van zyne zending de kwestie van oorlog of vrede
tusschen Japan en Korea afhing, dat de onwil van Korea’s zyde
om de zending op behoorlyke wyze te ontvangen zou worden op-
gevat in dien zin, dat het geen vrede wenschte en dat hy zieh
aan den Koning zou voorstellen op den 19den, of de audientie
word toegestaan of niet. Den 19den zond de Koning eenen bode naar
Hanaboesa, zyn leedwezen uitdrukkende, dat hy hem (Hanaboesa)
wegens ziekte niet kon ontvangen en den 208ten ’s middags te
12 uur bepalende als den tyd voor de audientie. In den tusschentyd
kwamen Generaal-Majoor Takasjima en Schout-by-Nacht Nire
met versterkingen aan.
De audientie had op den bepaalden tyd plaats. Na behoorlyk be-
leefdheden gewisseid te hebben, bood Hanaboesa den Koning het
Ultimatum aan, inhoudende de punten van den eisch om genoegdoening
en hy voegde er mondeling by, dat nu, op het uiterste
oogenblik dat de diplomatieke relaties tusschen de twee volken op
het punt stonden afgebroken te worden, de Regeering van Japan
dezen eisch alleen deed uit verlangen de vriendschappelyke betrek-
kingen te behouden; dat van het antwoor.d der Koreaansche
Regeering het voortduren of het verbreken van den vrede tusschen
beide volken afhing en dat hy op genoemd antwoord drie
dagen moest wachten, d. w. z. tot den 23sten des middags te 12 uur.
Hy verzocht den Koning ook, eenen verantwoordelijken Minister
aan te wyzen voor de onderhandelingen en de Koning benoemde
toen den Presideerenden Minister Ko-djoen-bokoe als Koreaansch
gevolmachtigde.
Na de audientie ohtving de aarts-aanstichter van den coup
d’ö t a t Tai-in-koen het gezantschap in een ander deel van het
paleis, behandelde Hanaboesa en diens gevolg met alle teekenen
van hartelykheid en goed-gehumeurdheid en deed alsof hij niets
te maken had met de plaats gehad hebbende gebeurtenis. Hy was
zelfs zoo’n voileerd diplomaat, dat hy by het bedienen van thee