gouden , zilveren en ivoren armbanden meer te vervaardigen als vroe-
ger; alle deze soort van dingen zijn door den overvloed van ingevoerde
Europesche snuisterijen, grootelijks verloopen , vergeten of verflaauwd
geraakt, echter zijn zij in het maken van sabels, dolken en pieken,
toegenomen.
D e G o u v e r n e u r D a e n d e l s , h e e f t o o k h i e r , g e l i j k o p J a v a , v e l e v e r -
b e t e r i n g e n a a n d e w e g e n w e t e n t e b e w e r k e n .
Tot de K o st - v a n -G d in b a behooren vier eilanden, wanneer men die
van de Groene-kaap (de Eaapverdische eilanden) , als een afzonderlijke
groep beschouwcn wil. Zij liggen zeer nabij den evenaar en zijn:
Fe r r a n d o , he t Pri n se n eilan d , St. Tornas en Annobuon,
aldus genoemd, omdat het op Nieuwjaarsdag 1473 , door de Portu-
gezen ontdekt werd , zij zijn ongemeen vruchtbaar , raaar zeer onge-
zond, door de liitte en de hier vallende stinkende nevelen. Voor de
zeevarende zijn zij, door de goede havens en veelvuldige ververschin-
gen , niet onbelangrijk.
In het jaar 1837 was de Koning van Wassa in onmin met eenige
Cäboceers b°ndgenooten van B o nsoe , den Koning van Hanta. Deze
twist tot dadelijkheden körnende, verbood B o ksoe aan alle zijne onder-
danen, om kruid of lood aan de Wassaers te verkoopen , welk bevel
door eenen Neger te Sacondee wonende, werd oveitreden, en
de Negervorst dit vernemende, veroordeelde den schuldige tot eene
boete. De Heer S m u id e b s , Kommandant op het fort aldaar, meende,
dat de boete te zwaar of geheel onwettig was, en deed den Koning
voor zieh ontbieden. B o kso e gehoorzaamde, doch vond bij
zijne komst niemand, voor wien hij zieh verantwoorden kon , daar
de Heer S m u l d e r s afwezig was. Hierover geraakt, liet hij zieh uit,
dat, als nu de Blanken iets te zeggen hadden , zij bij hem konden
komen. De Heer S m o l d e r s , toen ter tijd elders werkzaam zijnde,
werden de Luitenant M a es sen en de Adsistent C r em e r , met eenige
gewapenden naar Saccondee gezonden , om de zaak te vereffenen. Op
een dringend verzoek van dezen , verscheen B o nso e weder voor het
fo rt, maar vergezeld door een paar bonderd gewapende Negers," en
weigerde bij om binnen de sterkte te komen. De straks genoemde
Heeren begaven zieh met slechts twee gewapenden tot hem, en de
Heer M a e s s e n stootte de hem aangebodene hand van B o k so e terug,
zeggende, geene vriendschapsblijken te willen geven of aannemen ,
voor dat alles besleeht was. Deze daad werd door den ander als
vijandelijk beschouwd , en hij wilde terugtrekken.. Dit willende verhinderen,
nam M a es sen het geweer van zijnen Neger , en schoot het
af als een sein voor zijne manschappen , die binnen het fort waren.
Dit schot werd met het vuür van al de Negers beantwoord, zoodat
beide Officieren dadelijk op de plaats dood bleven. De Koning we-
tende , dat de moord aan twee Blanken gepleegd, niet ongewroken
zoude blijven , trbk met zijnen stam in de bosschen terug. De Gou-
vereur T o k n e b o e i je r te Elmina , trok, onvoorzigtig genoeg, met
slechts twee honderd en vijftig man , alle inboorlingen van Elmina
of Assiantische reernten naar Taöcorari, om den gelcdenhoon te wre-
ken , hoewel gewaarschuwd, dat er eene belangrijke magt door B ons
o e verzameld was, en in hinderlagen verscholen lag. Het noodlot-
iig gevolg van zijnen te onbezonnen moed. was de dood van hem,
en van alle bij hem zijnde Officieren, en het verslaan zijner bende.
Na deze ongelukkige gebeurtenis, werd er van onze zijde zoo het
scheen niets gedaan , en was het als of de zaak vergeten zoude worden.
Bij eene expeditie in April 1838 uttgczeild, en in Julij van
dat jaar ter K d s t - v a n - G o ik e a aangekomen, werd deze wreede bandel-
wijze den Hanta’s betaald gezet en hunnen Koning B o kso e , ter zelfder
plaats , waar de Heeren M a essen en C r em e r vermoord waren, den
2 7 Julij , opgehangen. De Heer T o n n e b o e i je r werd alstoen door den
Heer H. Boscö , als Gouverneur, met den tilulairen rang van Luite-
nant-Kolonel opgevolgd. J - .
De algemeene regering bestaat uit eenen Koning, eenen Onder-Konmg
en Cenen Secretaris of Redenaar in de palabbers^ of twistgedingen.^ Des
Konings magt hangt grootelijks af van zijnen rijkdom, want hij is in
den striksten zin weinig meer dan zijne Grooten , naar wier wil hij zieh
niet zeldzaam voegen moet. Dit is het geval met de meeste Köningen
, wier landschappen längs het Strand gelegen zijn ; meer landwaarts,
zoo als in Assiantee, is de Koning werkelijk eenig en oppermaglig
heerscher.
Debehoeften van de Neger is gering j de natuur is als het wäre zijn voed-
ster. Zijn spijs bestaat voornamelijk in niais, of zoogenaamde Turksche
tarwe , die, na geweekt te zijn , tusschen steenen fijn gewreven , en ver-
volgens in eenen aardkuil tot een soort van brood gebakken wordt, het-
geen men daar kaantjes noemt j voorts in kleine vischjes, waarvan hij,
met het water van de klappernoot en eenige daar gemeenzame kruiden
vermengd , soep kookt. Met vleesch voedt hij zieh slechts uiterst zeldzaam
, om dat hij het niet, of althans zeer schaars kan bekomen 5 op
bepaalde feestmaaltfjden bedient hij zieh daarvan, wanneer hij het van
een der Priesters ten geschenke ontvangt. Een doek , grooter en sier-
lijker , naar mate van zijnen rijkdom, dekt hem het hoofd, en hoewel
de praeht beminnende , spreidt hij die niet dan bij de plegtigste
gelegenheden , doch smakeloos, ten toon. De vrouwen onderscheiden
zieh door de zonderlinge dragt van een küssen of monsterachtige queue
de Paris, onder het paantje (zoo wordt de doek genoemd , waarmede
zij zieh bedekken), waarop de moeders hare kinderen dragen. Om dit
küssen op te houden, gebruiken zij verscheidene kettingen van goud ,
zilver, koralen , enz., waarvan men echter niets ziet. Er zijn rijke
Negerinnen, bij welke de waarde hiervan tot bij de düizend gülden be-
loopt. Het voornaamste huisraad , dat men in hunne woningen opmerkt,
bestaat in een schietgeweer, waarvan de meesten voorzien zijn, en
waarmede zij tamelijk wel weten om te gaan 5 en in aan den wand hangende
kralenkcttingjes, tot lijfsieraad dienende. Men vindt verder in elk
vertrek een paar läge zitbankjes , bestaande in op den grond uitgerolde
gevlochten matten, welke tot nachtleger dienen , eenige van den bast der
kallabasscn gemaakte bakken , kommen van klappernoten en aarden-
kommen ter spijsbereiding. Te midden der woningen is eene kuil m
den grond , tot stookplaats dienende, waarin sprokkelhout, dat zij op
het land ruimschoots vinden , gebrand wordt. Daar er buiten t e
ingang der woningen geene andere opening i s , waardoor de rook z*ch
kan ontlasten, meent men te zullen stikken, wanneer men, terwiji
er gestookt wordt, eene zoodanige hut wil binnen treden.
De Neger is uit zijnen aard lui, een natuurlijk gevolg van zijne geringe
behoeften 5 trotsch en wreed voor zijne minderen, slaafs en onderda-
nig voor zijne meerderen, doch dankbaar voor weldaden, en wraakgierig
na beleediging. Getrouw aan voorvaderlijke instellingen en gewoonten ,
zal hij alles ontberen en zieh de grootste opoiferingen getroosten, om
haar vast te honden. De veelwijverij is bij hen geoorloofd en de vrouw
IV. D e e l . 64