Ondcr de Abtcn van Aduard, wier rei en leven ons is medegedeeld in de
• Oudheden en Gestichten van Groningen, waren onderscheidene geleerde
mannen, die den glans hunner abdij wijd en zijd in Neder-Germanje
verspreid hebben en onder deze eenigen, die te Groningen geboren waren
, als : Lambertus Heid , f 26 April 1628 en Jannes Reekamp ,
■f 4 September 1849.
Ook mag G r o n in g en eenige beroemde vrouwen onder hare inboorlin-
gen teilen, als: H v l c k b G o c k in g a , eene Godgeleerde vrouw, ongehuwd,
doch in vrij gevorderden leeftijd, -f 19. December 1793, na een werk
over Genesis geschreven te hebben , dat voorheen zeer geacht was.
De Nederduitsche Dichte re s T it ia B r o n g e r sm a , die op het
laatst der zeventieude eeuw leefde.
De Schi lde re s G e e r t r u id a A b e l ia W a s s e n b e r g , gehuwd aan den
Raadsbeer J an T id d o F o k k e n s , en in October 1782-, wier kamer-
stukjes zeer uitvoerig en nog in hooge waarde zijn.
Wat de geschiedenis van G r o n in g e n betreff, zoo hebben wij, onder
het art. provincie Groningen , reeds melding gemaakt van den giftbrief
van het jaar 1040, door Keizer H e n d r ik 111 aan de St. Martenskerk
van Utrecht gegeven, en moeten den lezer daarheen verwijzen. De
oude geschiedenis der stad is onafscheidelijk van die der gewesten,
welke thans de provincie uitmaken, en , daar zij de eenige stad der
provincie is, zoo draait de geschiedenis op haar, als op de spil van
het gansche staalswerktuig. Wij willen dan de geschiedenis der
vineic niet verder ophalen , dan van de twaalfde eeuw.
Toen de inwoners van G r o n in g e n , in het jaar 1166, tegen G o d e f r ie d
v an R h en e n , den acht en twintigsten Bisschop van Utrecht, opgestaan
waren , kwam F l o b is i l l , Graaf van Holland, dezen laatste ter hulp ,
verloste hem uit de handen der inwoners, die hem bezet hadden, en
belegerde de stad, tot welker verwering hij vele vergeefsche pogingen
aanwendde. Keizer F r e d e r ik gebruikte zijn gezag , om een einde aan
dezen oorlog te maken , en verzoende door bemiddeling van R e in o l d ,
Bisschop van Keulen, de burgers met den Bisschop en vervolgens den
Bisschop met den Graaf van Holland, die te zamen nog oneens geworden
waren over den eigendom der landen , strekkende van G r o n in g e n
tot aan de rivier de Lauwers. F l o r is hield staande dat hij er alle
regt op had, omdat zij hem door sommige Keizers zouden gegeven zijn.
De Bisschop bragt van zijne zijde andere giften te voorschijn , waarbij
hij aantoonde , dat hij dewettige eigenaarvan een gedeelte dier landen
was. De Keizer beslechtte het gescnil in dier voege, dat zij voor het
toekomende de inkomsten te zamen zouden deelen , en dat zij derhalve
eenen Burggraaf zouden verkiezen , die er het beheer over zoude hebben ;
mdien zij elkander over de keus van den persoon niet konden ver-
staan , zouden hij dien Burggraaf kiezen , voorts zouden beide in de maand
Mei te G r o n in g en komen , om de ontvangst te verdeelen en daar niet
langer verblijven dan zes weken de eene om de geestelijke dienst te
verrigten, en de andere om de burgerljjke zaken te beschikken. Hier
uit blijkt dus niet alleen, dat G r o n in g e n toen eene bemuurde stad was,
die een leger kon wederstaan, en een beleg uithouden, maar ook dat
de Graven van Holland en de Bisschoppen van Utrecht zieh er den
eigendom over aanmatigden en dat de Keizer Regter over de geschillen
omtrent dat land was , niet slechts als schutsman, maar ook als leen-
heer , omdat de eene en de andere het zieh niet anders toeeigenden dan
krachtens giften door zijne voorzaten verleend, onder beding van leeu-
schatting en hulde, zooals zulks in die tijden geschiedde.
A l b e r t v a n S a k s e n , door Keizer M a x i n i l a a n I , als Potcstaat van
Friesland benoemd , tastle de Friezen aan, die hem in zijne waar-
digheid niet wilden ontvangen, en, zijn voordeel doende met de vor-
deeldheden en bloedige factien tusschen de Schieringers en Vetkoopers,
welke geheel Friesland zoo deerlijk beroerd hebben , viel hem de over-
winning aldaar gemakkelijk. Hij wilde ook zijne heerschappij over de
Ommelanden en de stad Groningen voeren , doch de Groningers, weder-
stonden hem kloekmoedig en verdroegen alle de ongemakken van een
streng beleg, totdat zij eindelijk, vreezende in de handen van hunnen
vijand te vallen, verkozen den Bisschop van Utrecht , wien zij in 1419
hadden gehuldigd , en die bij voortduring aanspraak op de stadsheer-
schappij maakte , weder aan te nemen , ten minste om zieh liever onder
zekere voorwaarden te verzoenen met F r e d e r i k v a n B a d e n , die in het
jaar 1 4 9 0 tot zes en vijftigsten Bisschop van Utrecht verkoren was.
De handelwijze der stadsgezanten werd niet alleen goedgekeurd ; maar
zelfs rees er , toen men hun verslag hoorde , zulk eene algemeene
verontwaardiging, dat men plegtig besloot volstrekt niets meer toete-
geven. En dit was de reden dat men den Bisschop (die zijne hoop tot
eene goede uitkomst te kennen gaf, bijaldien men de Ommelanden ^
wilden afstaan), antwoordde , » dat vermits men däartoe niet komen
» kon, men ook geene gemagtigden zoude zenden ; dat men daartegen
» hem onder het oog bragt, hoe zijne poging ter bewerking van dien
a afstand streed met B l a n k e n h e im s - verbond , waarin plegtig beloofd was ,
» zulk eene schending te alle tijde tegen te gaan ; dat men hem dies
» drong , om G r o n in g e n , als staande in de bescherming en trouw van
» het Sticht, in dezen nood niet te verlaten, maar dadelijk hulpe toe
» te brengen." Gelijktijdig schreef men ook den Hertog, » dat men,
» als zijnde onder het Sticht, hem niet kon erkennen als Opperheer ;
»■ dat wijders zijne eischcn afweeken van den eed, eerst te Kempten
» door gemagtigden aan M a x im i l i a a n , en daarna hier door hen alle aan
» ’s Keizers gezanten gedaan ; en dat eindelijk eene scheiding van de
» Ommelanden, regelregt streed met alle de verbonden.” Inmiddels
vonden zij middel zieh van A l b e r t te ontslaan , door de Friezen, die
zijn zoon H e n d r i k in Franeker, in 1 8 0 0 , belegerden, bijstand te ver-
leenen. A l b e r t verliet G r o n i n g e n , om zijnen belegerden zoon te hulp
te komen, overwon de Friezen , en keerde toen terug naar G r o n i n g S n ,
dat hij vijftien dagen zwaar met grof geschut lict beschieten , maar
vruchteloos. A l b e r t werd onder het beleg ziek en stierf te Emden ;
nadat een Voorloopig vergelijk , met G r o n i n g e n getroffen was. H e n d r i k
en zijn broeder G e o r g e hervatteden echter den strijd weder tegen de
Groningers, die eerst E d z a r d , den Vorst van Oost-Friesland, aan gene
zijde der Eems, en naderhand K a r e l , Hertog van Gelder, tot hun-
nen besebermheer aannamen. ^ #
De Hertog van Saksen had, in bet jaar 1^15, zijn regt op de Fneslan-
den opgedragen aan K a r e l v a n O o s t e n r i j k , die in 1517 Koning van
Spanje, en in 1 8 2 0 tevens Keizer van Duitschland werd, en onder den
naam van Keizer K a r e l den Vijfde meest bekend geworden is. In 1 8 2 1
kwamen er eenige benden, om deze provincie aan den Keizer te on-
derwerpen. Ofschoön dit niet gelukte, leed het landvolk onbeschrijf-
lijk veel door het rooven en plünderen van deze en zelfs ook van de
Geldersche Soldaten. Omdat de Regering van G r o n i n g e n de baldighe-
den der Geldersche krijgslieden niet verhinderde, werd het gemeen in
de stad zoo oproerig, dat alle Regenten, die Geldersch jaargeld trok-
ken, zieh niet veilig konden rekenen. Hierom kwam de Hertog op