GENPESTEIN , voorm. kasteeltje in de Over-Betuwe, prov. Gelder-
land. Zie Gennepestein.
GENT , gem. in de Over-Betuwe, prov. Gelderland, kw. Tiel, arr.
Nijmegen, kant. Eist (6 k. d., 16 m. k., 10 s. d.) j palende W. en
N. aan de gem. Bemmel, 0. aan de gem. Bemmel en Pannerdcn,
Z. aan de Waal , waardoor zij van de gem. Dbbergeft gescheiden wordt.
Deze gem. bevat de heerl. G en t en het geh. H u lh u iz e n , beslaat
eene oppervlakte van 1267 bund., telt 238 h., bewoond door 296 huisgez.,
uitmakende eene bevolking van ruim 1700 inw., die meest hun bestaan
vinden in landbouw, veeteelt en steenbakkerij, zijnde er hier 3 metsel-
steenfabrijken en 1 pannenbakkerij, die gczamenlijk 300 menscben werk
verschaffen.
De R. K., ruim 1300 in getal, onder welke 800 Communicanten,
behooren tot de stat. van Hulhuizen-Doornenburg-en-Gent, welke in
deze bürg. gem. <§£ne kerk bceft, te Hulhuizen. — De fierv., van
welke men er ruim 200 aantreft, behooren tot de gem. Gent-Erli-
cüm-en-Doomenburg, welke mede in deze bürg. gem. eine kerk
heeft. — De 7 Isr., welke er gevonden worden, behooren tot de ring-
synagoge van Nijmegen. •— Men heeft in deze gem. eene scbool, te
G en t.
Het wapen dezer gem. bestaat in eenen gent (gans van het man-
nelijke geslacht).
GENT, heerl. in de Over-Betuwe, prov. Gelderland, kw. Tiel,
distr. en arr. Nijmegen, kant. Eist, gem. Gent; palende N. aan de
heerl. Doornenburg, O. aan Hulhuizen, Z. aan de Waal en W. aan
Bemmel.
Deze heerl. bevat het d. G e n t, benevens eenige verstrooid liggende
huizen. De inw. vinden meest hun bestaan in landbouw, veeteelt en
st66nbcik.kerij cn •
Het d. Gent , Gend of Gendt , ligt 8| u. O. van Tiel, 1£ u. N. 0.
van Nijmegen, u. O. Z. 0 . van Eist, 81° 51’ 32^ N. B. 23 38 19r,0. L.
Men houdt het voor waarschijnlijk , dat hier van ouds eene Romein.
sehe legerplaats geweest is. Immers men heeft er eertyds wapenen,
penningen, en andere oudheden gevonden.
De kerk, welke reeds in eenen open brief van Otto, Graaf van
Gelder, van het jaar 1283, eene parochiekerk genoemd wordt, en v66r
de Refortnatie aan den H. Martinbs was toegewijd , was reeds op het
einde der vorige eeuw zeer vervallen, zoo dat het ruim der kerk niet meer
gebruikt werd, maar het koor tot de predikdienst diende, zoo als ook
thans nog plaats heeft, terwijl het ruim der kerk niet meer bestaal.
De dorpschool wordt door een gemiddeld getal van 80 leerlingen
bezocht.
Men heeft hier een adell. huis, het Hufs te Gent genaamd.
Vroeger bestond er hier nog een, Poelwyk geheeten, doch dit is
thans niets meer dan eene boerenwoning.
Gent is een der oudste plaatsen in de Betuwe, waarvan de naam
tot ons gekomen is. In 793 gaven W altes en R iculeit eenige goe-
deren in Pago-Batuwe, in Villa Ealburgmarca, en in Villa Gannitae-
marca, dus te Valburg en te Gent, aan het klooster Lorsch ot
Louresham. ,
In het jaar 800 ruilde Bisschop RicnBODo, Abt van Lauresham, met
R bthardbs Illustris vir, eene hoeve in de Betuwe, in Gannitaemarca,
bij de kerk gelegen, voor eene hoeve in Adelrichum. Omtrent 818 gai
Gerwardbs Clericbs aan de abdij Laurisham vijf hoeven , in de gon*
Betuwe, in Villa Gannita, en daarenboven de weerd, op welke de
kerk gebouwd is , tusschen de riv. de Waal en Gannita gelegen , benevens
dertig slaven. In 834 gaf W itswind eene heerlijke en eene dienstbare
hoeve (curtem dominicalem et curtem servilem) in Gent aan ge-
inelde abdij. In 860 gaf Koning L otuaribs aan de kerk van St. Na-
sarius te Laurisham, eenige eigendommelijke goederen te Gent , die
Stroricbs , ter leen (in benificium) bezeten had in jus et dominationem
Ecclesiae. In 864, gaven Helmger en zij ne dochter W itswind , eene
hoeve in Gent, aan die abdij. Insgelijks in 891 gaf Irinderied
de St. Martenskerk van Gent , en honderd mudden granen (nodios
sementio), en L andwaRdbs gaf de derde part der hoeve, waarop de
kerk van Gent gebouwd is , en 18 morgen (jornales).
De abdij Lorsch schijnt in het gerust bezit van deze goederen ge-
bleven te zijn, tot dat zij die, in 1228, aan Gerbard-, Graaf van
Gelre, verkocht, welke koop door den Roomschen Koning Hendrik be-
vestigd werd.
Graaf Otto II schonk in 1288, bij de stichting van ’s Grevcndaal,
aan die abdij de kerkgift en de halve tienden van Gent, welke tot
die gekochte goederen behoorden j eebter heeft hij het regtsgebied
(jus en dominium), die aan Lorsch eigen was, aan zieh gehouden.
Dit blijkt uit den brief, waardoor zijn zoon Graaf Reinaid , in 1312 ,
Gent tot eene stad maakte, met vergunning van markten en verschei-
dene regten. Deze voorregten zijn door Hertog W illem, in 1382, aan-
merkelijk vergroot, door Hertog R einald IV , in 1403, door Hertog
Arnold, in 1423 door Hertog Karel, en in 1493 bevestigd.
Het is ontwijfelbaar, dat Gent de vruchten van die oprigting ge-
noten heeft, want, daags na St. Andries 1343, zegelde die stad, nevens
de andere Geldersche steden, den verbondsbrief, die tusschen dezen
gesloten werd; zoomede de verbondsbrieven van het landsehap, in
1418, 1436 en 1471. Velgens eene verklaring, door de stad Nijmegen
in 1568 gegeven, was de stad Gent altijd onder de Ridderschap van
Overbetuwe gerekend, gelijk de stad Tiel onder de Nederbetuwe; en
zij verscheen nog op den Landdag van 1538, wordende door hären
gedeputeerde , Arndt van der Voort, vertegenwoordigd. Ook beboorde
zij tot het Hanzeverbond.
Deze plaats is ten eene male van natuur veranderd , door de g ift,
die Hertog Karel aan Hendrik van Gent in 1806 deed. Volgens den
verleihrief, werd hij , voor hem en voor zij ne mannelijke nakomelin-
gen , uit genadc, en wegens menigvuldige getrouwe diensten , ten eeu-
wigen dage , met de stad en het kcrspel van Gent , met regtsgebied ,
dijkschouw, tollen, zanden enz. beleend. Deze gift is daarna door
de Staten, den 14 Mei 1605, in zoover veranderd, dat Gent van een’
mans leen, een leen ten Zutphensche regten , onder zekere voorwaar-
den geworden is.
Dus geraakte de stad, uit de onmiddellijke betrekking van den Hertog,
en werd eene onderheerlijkheid. De Heeren van Gent, handhaafden zieh
in de verkregene regten, .en werden telkens beleend. W illem van Gent,
zoon van den bovengemelden Hendrik, in 1526; W illem zijn zoon
in 1573; Hendrik zijn zoon, in 1625, die kinderloos stierf; zijn
broeder J ohan van Gent erfde van hem , en werden in 1657 beleend.
®j kort daarna overleden zijnde, kwam Gent aan zijne zuster Catharina,
vrouw van F loris van Merode, en werd in 1658 daarmede beleend.
Willem van R enesse van Baer, wiens moeder Mechtild eene zuster van
ihtiiARina van Gent was, werd na hären dood, in 1664, daarmede ver