GOU.
het ligchaam , die, naar den graäd van bloedverwantschap tusscben
lien en den overleaene, vermenigvuldigd worden.
Er heersclit aan deze kust eene endemische ziekte, die ieder Euro-
peaan aantast , en \an eenen gastrisch-nerveuzen aard is , zij neemt
eenen aanvang met hoofd- of inet buikpijn, vermoeidheid, walging en
beletten stoelgang , gevolgd door bevige koortsen , lerwijl de lijdcr zeer
spoedig begint te ijlen. De meesten houden uit deze ziekte, en vooral
bij de geringste uitspattingen in levenswijs , tusschenpoozende koortsen,
obstructien der milt, en van andere ingewanden, hier de koelc, ge-
noemd ; alsdan ondervinden de lijders steeds het ongemak, dat de milt
gedurende de regenmaanden , Angustus en September, zieh merkelijk
uitzet, welke kwaal wel met der tijd eenigermate vermindert , maar
zelden geheel verdwijnt.
Ofschoon de inwoners zeer verdraagzaam met elkander leven , zijn zij
tcch uiterst verzot op het voeren van processen , die zij palabber noe-
mcn. Eenig leed bun aangedaan kunnen zij siecht vergeten, zelfs
maken zij de schaden , die zij daardoor geleden hebben , aan hunne
verste bloedverwanten bekend, opdat deze daarvoor eens palabber zouden
kunnen zoeken. DeKoning met zijnen raad, uit de Kabasiers bestaande,
zijn de Regters in bun geschil , of, zoo het dezen te gewigtig mögt
voorkomen, is de Benja of priesterlijke magt alleen in Staat bet geschil
te beoordeelen. Ook wordt het wel aan de beslissing van den Opper-
bevelhebber overgelaten , en de uitspraken dezer twee laatsten worden
altoos gevolgd. Wanneer een Neger van een misdaad beschuldigd of
verdacht wordt, en er geen getuigen tegen hem aanwezig zijn , bebben
de Eeliche-Priesters verscbillende proeven om de zaak te onderzoeken,
op eene wijze , die ons de ordalien of godsgerigten der middeleeuwen
herinnert. Zij scheppen , bij v., onder verscheidene plegtigbeden , eenen
visch of eenig water uit de rivier, nemen intusschen zelve eene goede
teug Sterken drank, en laten den beschuldigde dien visch küssen of het
water drinken. Blijft hij nu gezond, dan is dit een bewijs zijner on-
schuld, doch zoo hij de misdaad gepleegd heeft, dan sterft hij, volgens
hun gevoelen , binnen eenen bepaalden tijd.
GOUDLAND, landstreek in Oost-Indie, op bet Sundasche eil. Sumatra
, gouv. geb. Padany, in de Padangsche-Bovenlanden.
GOUDMIJN, suikerplant. in Nederlands-Guiana, kol. Suriname,
aan de Boven-Commewijne , ter regterzijde in het afvaren ; palende
bovenwaarts aan de plant. Roozenburg, benedenwaarts aan het verlaten
land van Klarenbeek $ 1800 akkers grootj met 286 slaven.
Men heeft er eenen stoommolen. De Negers noemen haar Schassie.
GOUDMIJN (LAND-VAN-) , verl. kostgr. in Nederlands-Guiana,
kol. Suriname, aan de Boven-Commewijne, ter regterzijde in het afvaren
; palende bovenwaarts aan het verlaten Land-van-Goed-Accoord ,
benedenwaarts aan het verlaten Land-van-Carawassiebpo.
GOUDOU, vlek in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java, resid.
Souraliarta, ads. resid. Patjitan, 20 mijlen O .Z . Q. van Soerakarta.
GOUDPUT (DE), eene der vijf afdeeliugen van het Hoogeland, in
de bar. van wisperen, prov. Zuid-Holland, arr. Gorinchem, kant.
Vianen, gem. wisperen.
GOUDRIAAN, heerl. in den Alblasserwaard, prov. Zuid-Holland,
arr. Gorinchem, kant. Sliedrecht, de gem. Oud-en-Nieuw-Goudriaan
uitmakende.
Deze heerl. paalt N. aan de heerl. Langerak-Bezuiden-de-Lek , 0. aan
Noordeloos , Z. aan Slingeland, W. aan Ottoland en Ammers Graveland.
Zij bevat de pold. O u d -G o u d ria an en N ie uw -G o u d r ia a n , en
daarin het d. G o u d ria a n , benevens eenige verstrooid liggende hui-
zen, beslaat eene oppervlakte van 792 bund. 3 v. r. 71 v. eil., telt
60 h., bewoond door 80 huisgez., uitmakende eene bevolkjng van ruim
400 inw., die meest hun bestaan vinden in landbouw en veeteelt. Ook
heeft men er eene touwslagerij.
De inw., die op een na allen Herv. zijn , maken eene gem. uit ,
welke tot de klass. van Dordrecht, ring van Sliedrecht, behoort. Deze
gem. was vöör het jaar 1610 met O tto la n d en N e d e r -B lo k -
la n d vereenigd, welke combinatie tot eersten Predikant had L a u r en t
iu s C o p ic a n u s , die in het jaar 1582 herwaarts kwam en in het jaar
1586 werd afgezet. In het jaar 1610 werd echter G o u d r ia a n eene
afzonderlijke gem., zijnde de eerste , die aldaar het leeraarambt heeft
waargenomen, geweest L a m b e r t u s A r n o l d i v a n G a r d i j n , die in het ge-
zegde jaar van Benschop derwaarts kwam, en in het jaar 1612 over-
leed. Het beroep is eene collatie van den Ambachtsheer.
De eenige R. K., welke hier woont, wordt tot de stat. van Gorinchem
gerekend. — Men heeft in deze heerl. eene school.
Het d. G o d d r ia a n of G o u r ia a n ligt 2 | u. N. N. W . van Gorinehem,
3 u. N. O. van Sliedrecht. De plaats is niet groot, doch heeft
eene groote kerk, welke reeds, in het jaar 1260, door W il l em v an
B r e d e r o d e , met toestemming van H e n d r ie v a n V ia n d b n , den acht en
dertigsten Bisschop van Utrecht, gebouwd is. Deze kerk, welke
vroeger eene kruiskerk was , staat, even als de pastorie en het school-
gebouw , op Ou d-Go u d ria a n , aan het westeinde, genietende de
Predikant jaarlijks 50 guld. voor de combinatie met Nieuw-Goudriaan.
De kerk heeft eenen zwaren , vierkanten toren , welke door eene ta-
melijk hooge spits gedekt is ; terwijl in deze toren eene zware klok
hangt.
De dorpschool, .welke in het jaar 1840 geheel vernieuwd is , wordt
door een gemiddeld getal van 45 tot 50 leerlingen bezocht.
De kermis te G o u d ria a n valt in des Zondags of eigenlijk ’s Maandags
voor St. Simon en Judas, in de laatste helft der maand October.
Yroeger maakten de pold. Oud-Goudriaan en Nieuw-Goudriaan,
ieder eene afzonderlijke heerlijkheid uit, en worden nu nog wel
genoemd : de keerlijkh. van O ud -e n - N ie u w -G o u d r ia a n . In het jaar
1420 is A r e n t van G e n t , Heer van Giessenburg, bij leen of verleidbrief
eigenaar geworden van de heerlijkheid O u d -G o u d r ia a n , gelegen,
volgens de uitdrukkingen in den brief, tusschen Nieuw-Goudriaan, de
vliet, Langerak en Noordeloos, welke heerlijkheid Oud-Goudriaan,
vroeger schijnt bezeten te zijn geweest bij J an v an A e k e l . In het
zelfde jaar, 1420 , is gemelde Heer A r e n t v a n G e n t , bij een afzon-
derlijken brief, ook verleid met de heerlijkheid Nieuw-Goudriaan,
afkomstig van den Heer v an B r e d e r o d e . Yervolgens schijnen de
heerlijkheden, O u d -G o u d ria an en N ie uw -G o u d ria a n steeds te
zamen aan eenen Ambachtsheer toebehoord te hebben, en niet meer
gescheiden te zijn geweest. Immers heeft in 1447, F l o r is v a n I I i j f -
boek , als Heer van Goudriaan, een handvest verleend voor O u d - en -
N ie uw - G o u d r ia a n , in een stuk , waarin onder anderen van drie Sche-
penen op O u d -G o u d ria an cn vier op Nieuw-Goudriaan gespro-
ken wordt. In het jarr 1492 was K laas v an A s s e n d e l e t , Heer van,
Goudriaan. In 1503 verleende A l i j t van K i j e i io e e . weduwe van K laa s,
ban A s s e n d e l e t , eqn handvest voor O u d - e n - N ie u w -G o u d r ia a n , als Voog-
desse over F l o r is van A s s e n d e l e t . In het jaar 1520 komt deze F l o r is .