GRUNSFORT, adell. h. op den Veluwezoom, prov. Gelderland. Zie
GbEKSVOO KT.
GRUNUSBURGUM of Grondsbergt , volgens sommigcn een bnrgt
welke anderhalve eeuw voor Christus geboorte , door zekeren Trojaan
Gruses zoude gestiebt zijn, ter plaatse, waar nu de stad Grohisges iigt.
Het is echter hoogst waarschijnlijk, dat er nimmer een Trojaan van
dien naam en dus veel minder een dusdanig kastecl bestaan heeft.
GRUNWALD , Grünewald of Grunehwald , bosch in het balj. van
Luxemburg, groolh. Luxemburg, kw. en arr. Luxemburg, gedeelte-
lijk kant. Betzdorf, gedeeltelijk kant. Luxemburg, tusschen de wegen
van Luxemburg naar Ettelbruck en dien van Luxemburg over
Grevenmacher naar Trier. Het is een uur noordoostwaarts van de
uiterste fortificatie-werken van Luxemburg, en 3 uur van de Pruis-
sisebe grenzen gelegen.
Ten N. is het begrensd door de dorpen Eisenburg en Burglinster ,
ten 0 . door Erenster, Hostert en Senningen , ten Z. 0. en Z. door
den straatweg van Luxemburg naar Grevenmacher, ten W. door Wal-
ferdingen , Helmsingen, Heisdorff en Bofferdingen , alle vier gelegen
aan den oever van de Alzette.
De grootste lengte van dit bosch, van het W. naar het 0 ., bedraagt
8700 eil., en de grootste breedte van het Z. naar het N. 7000 eil.
De oppervlakte beslaat 2323 bund. 37 v. r. 20 v. eil.
Het Grunwald behoorde aan de Rijksdomeinen, tot aan de wet van
2 7 December 1822, waarblj tot den verkoop besloten werd. De
percelen, die sedert, ten gevolge van deze wet, op verschillende datums
verkocht zijn, hadden eene oppervlakte van 1849 bund. 79 v.r.
10 v. eil., en bragten eene som op van 1,695,121 francs 68 centimes.
(795,767 guld. 19 cents). De overige 673 bund. 88 v. r. 10 v. eil.
zijn tot nog toe onverkocht gebleven en worden döor het gouverne-
ment beheerd.
Het Grunwald bedekt eene verhevene bergvlakte, en heeft eene zeer
verschillende grondgesteldheid. Men vindt er zand, klei, kalksteen
en veen. Het bosch is doorsneden van diepe gronden en valleijen,
waarvan de hellingen op sommige plaatsen zeer steil zijn. Men ont-
moet er hier en daar zeer drooge en sch rale streken, en elders zeer
koude en vochtige oorden. Op vele plaatsen verhelfen zieh hoöge
rotsen, die op velerlei wijze zijn begroeid, en met vele slingerplanten
zijn bekransd, die nog nimmer zijn beschreven. De rneest voorko-
mende boomsoorten zijn : eiken , beuken, witte beuken , abeelen en
wilgen. — De gewoonlijkste struikgewassen en kreupelhout zijn: de
berberis vulgaris, de daphne mezereum, de evonymus Europaeus, de
juniperus communis, de lonicera xylosteum, de rhamnus catharticus
et frangnle , de ribes alpinum, de sambucus racemosa, de viburnum
opulus et lantana. — Behalve de boomsoorten, die hier bet meesl
gevonden worden, ziet men er ook : de sorbus ancuparia , de fraxinus
excelsior, de cralcegus aria et terminalis , de pyrus sylvestris, de
malus acerba, de prunus avium, de populus tremula, de acer cam-
pestris. — Onder de planten ondcrscheidt men : de aconitum lvcocto-
nura, de agrimonia eupatoria, de ajuga genevensis, de alchimilla
vulgaris, de anemone ranunculoides et sylvestris, de anthyllis vulne-
raria, de aquilega vulgaris, de arum maculatum, de asclepias vince-
toxicon, de astragalus glycyphyllos, de atropa belladonna, de betonica
officinalis, de bromus giganteus et pinnatus, de buplevrmn falcatum,
de campanula draebelium, de cärdamine amara et impatiens, de
GR y. 999
de ebirqnia centaureum, de ehrysosplenum alternifolium et oppositia
foli up), de circaea lutetiana et alpina, de climatis vitalba, de conyz-
squarrosa, de dianthus carthusianorum et prolifer, de dipsacus pilosus,
de epimedium alpinum, de eriophorum polystackium et vaginatum,
de fragaria sterilis , de fumaria digitata, de galium sylvaticum, de
genista sagittali et tinctoria, de gentiana erdeiata, de geum rivale,
de gnaphalium dioi'cum et arenosum, de bippocrepis comosa , de bv-
pericum pulchrum, montanum et humifusum , de inula salicina, de
■iris pseudo-acorus, de sasione montana, de limosella aquatica, de
linum calharticum, de lithospermum officinale, de lotus uligmosus,
de lycopus Europaeus, de lysimachia nemorum, de malva sylvestris et
mosebata, de medicago falcata, de melampyrum cristatum et pratense,
de mercurialis perennis, de oenothera- biennis, de ophrys myoides,
ovata, nidus avis et monorchys, de orchis bifolia, mascula, militans,
latifolia, maculata, de orobus tuberosus , de parnassia palustris, de
pedicularis palustris et sylvatica, de potentilla argentea , de primula
elatior, de pnlmonaria officinalis, de pyrola rotundifolia et minor,
de rhinanthus crista galli, de sanicula Europiea, de saponaria officinalis.
de satyrum viride , de scrópbularia aquatica, de trifolium mon-
tanus et ocbroleucum, de valeriana dioica et officinalis, de veronica
officinalis enz. — De vochtigste en koudste plaatsen van dit bosch,
zoo als b. v. de zoogenaamde Ea l t e n g ru n d t , zijn merkwaardig
door bet groot aantal cryptogamen (in Ilet duister parende planten)
welke men er aantreft ; wij noemen onder anderen de aspidium spi-
njilosum, lobatum et fragile, de lycopodium clavatum, de visnea
barbata, jubata et florida en verscheidene jungermanma.
In het Groswald entspringen de E r enz en de Lin s t e rb ach.
Op bevel van het groothertogelijk bewind werd, gedurende het
Status quo met Belgie,, in December 1837 , door de Pruissische bezet-
ting van de vesting Luxemburg, hout in dit bosch geveld , betwelk
tot bevige debatten in de kamer der Belgische Afgevaardigden aanlei-
ding gaf, zoo zelfs, dat men 10,000 man Belgische troepen naar
Luxemburg wilde geZonden hebben. Daar het groothertogelijk bestuur
echter spoedig de houtvelling deed staken , eindigde ook de twist.
GRUOSNA , onde naam van het d. Groesses , op den Duffelt,
prov. Gelderland. Zie Groesseä.
GRÜTTIE , veri, plant, in Nederlands-Guiana, kol. Suriname,
aan de Saramacca,, ter linkerzijde in het afvaren ; palende boven-
waarts aan de veri, plant, en milit. hoofdpost Groningen beneden-
waarts aan de koffijplant. Smithfield j 500 akk. groot. Zij is aan het
land vervallen. . ,
GRY of G r a h i , d. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java, resid.
Soerakarta. . . . .
Tuen in Augustus 1827 , de derde mobiele kolonne de muiteiingen
in deze residentie vervolgde, verzamelden deze laatsten zieh in dit
dorp, waar de Hoofdmuiteling D ie p o N egoro zieh ophield, en kwamen
met het gewoon geschreeuw tot tweemalen op de onzen los ; maar de
Luitenant-Adjudant R o e p s , ontving hen inet zijne Amboinezen en bu-
manappers, van welke laatste er twee gewond werden, zoo dapper,
dat de vijand zijn behoud in de vlugt zocht.
GRYMENESSÈ, oude naam van het zuidelijke deel der Nes, m
Amsterdam, Zie Grimmenesse.
GRYMENESSERSLUIS , steenen brug en walerkeering te Amsterdam.
Zie Griuhbkesserslìjk.
»