28 Augustus begon te verslappen, cn de Bisschoppen den moed ten
eenemaal lieten zakken , daar hun leger, door de vele gesneuvelderi,
gekwetsten , zieken en wegloopers, aanzienlijk versmolten was. Na den
tfjd hoorde men in het vijandelijke leger niet, dan met musketten schie-
ten, hetwelk de belegerden deed denken, dat hun geschut onbruik-
baar of dat dit eene krijgslist was; doch drie honderd van de on-
verschrokkendste mannen van de bezetting deden eenen uitval op de
loopgraven der vijanden, daar zij een groot bloedbad aanrigtten en van
waar zij eenige gevangenen rnede in de stad bragten. Den volgenden
nacht liet de vijand het gros van het leger opbreken, latende de
itiijnen, die vervaardigd waren, springen en verliet alle zijne werken.
De Gouverneur, daarvan kondschap gekregen hebbende, deed daarop ,
den 27 dier maand, de batterijen in brand stekcn, de grachten vullen en
alle wapenen , krijgsbehoeften en legertuig, door den vijand daarin ach-
tergelaten , er uit halen. De stad werd gehouden, op den 28 Augustus
, door den vijand geheel vertaten te zijn geweest, waarop de Gro-
ningers , den dag van den 31 met bidden cn vasten vierden, om God
voor de gelukkige verlossing te danken § en den 28 als den verlossings-
dag alle jaren hebben gevierd tot in 1798 toe , en weder in 1839 tot
1842. Het verlies der belegerden was zeer gering , berekend naar de
menigte van kogels, boinmen en granaten , door den vijand in de stad
geschoten en geworpen , en er werden geen bonderd menscben vermist.
Het verlies van den vijand echter was zeer groot. Yan de 22 000 man,
waarmede het beleg was ondernomen, gingen er maar 12,000 terug,
onder welke nog 1400 zieken waren ; 600 kwamen naar de stad over-
loopen , en 8000 begaven zieh naar andere plaatsen, zoo dat er om-
trent 4400 dooden wären, waaronder drie Kolonels, twee Luitenant-
Kolonels en drie en zestig Kapiteins. Na hetverlaten der stad veroverden
de Groningers, door het beleid van den moedigen Schoolmeester M e i s -
» e r t M is s e s v a s » e r T h i j s e n , Koevorden wederom, en verdreven
den vijand voorts uit Winschotcn , Winschoterschans en Winscho-
terzijl, alsmede uit het Huis-te-Wedde, uit de Brugschans , de Oude-
schans, enz. R a b e n r a u p t werd , tot belooning zijner getrouwe dien-
sten cn betoond hebbende kloekmoedigheid, door de Staten, be-
balve tot Luitenant-Generaal der provincie Stad en Lande en Gouverneur
van de stad G r o h in g e s , ook tot Drossaard vari het landsebap Drenthe en
tot Gouverneur van Koevorden aangesteld. Vervolgens werden de ves-
tmgwerken der stad G b o s is g e s , welke gedurende het beleg eenige schade
hadden geleden , weder opgemaakt, grootelijks verzwaard en verbe-
terd.^ Ook werd tot hare verzekering in het toekomende, en tot be-
vestiging der naburige provincie Friesland, alsmede die van Holland,
inzonderheid het Noorderkwartier, door de Algemeene Staten besloten ,
haar op gemeene kosten te laten versierten, en ten dien einde aan de
Drenthsche zijde, tusschen het Schuitendiep en het Hoornschediep, daar
zieh de vijand, wegens de hoogte van den grond, met zijn leger had
nedergeslagen , den bodem gedeeltelijk te laten siechten en met den
lageren grond gelijk te maken, waartoe dan de afgestokene aarde, met
Karren op de stads wal gereden, in de grootste holligbeden der dwin-
gers werd gebragt, en deze daarmede gevuld, waarbij eene vestinglinie,
volgens het ontwerp van den vermaarden C o e d o o r s , is gelegd , in
welke, naar de stad toe, bij bemagtiging door den vijana, nog twee
of drie afsnijdingen konden gemaakt worden
De vreugde , die ter gelegenheid van de geboorte van W il l em V,
Prins van Oranje, te G r o h isg e h bedreven werd, gaf, den 14 Maart
1748, aanleiding tot bewegingen onder het gemeen, hetwclk rceds on-
tevreden was, dat de Regering te weinig werk schcen te maken van
de hooge verheffing van W il l em IV, en ook opgewonden werd wegens
het veroveren van Bergen-op-Zoom door de Franschen. Eenige schippersgasten
, zieh ettelijke dagen te voren, met eene boot op wielen, door
de stad hebbende laten rijden , terwijl zij geduriglijk schoten , Wilhelmus
van Nassauwen zongen, en voor de huizen van eenige voorname lie-
den om eenen drinkpenning vroegen , waren niet ,naar hunnen zin ont-
vangen aan het huis van den Burgemcester J o h a n s e s G e e r t s e h a . De
woede, die echter eene andere en heimelijke oorzaak gchad heeft, maakte,
dat het gemeen en de jongens, op gemelden dag, het huis van den ßurge-
meester aanvielen en deerlijk plunderden. Men haalde zelfs de koets ult
den stal en wierp ze in het water. Mevrouw G e e r t s e b a , die niet had w u-
len wijken , werden de sieraden en kleederen van het lijf gerukt. Het
oproer werd met moeite gestild en eenige belbamels in hechtenis genomen.
Drie hunner werden, eenige dagen later, gegeeseld en ge-
bannen , bij welke gelegenheid weder eene geweldige beweging onder
bet volk ontstond, dat den Scherpregter te lijf wilde, en zieh ter naan-
wernooddoor de bezetting liet beteugelen. Het oproer aan het huis van
G e e r t s e h a scheen ondertusschen aangelegd, om het erf-stadhouderschap
in ’s Prinsen mannelijke en vrouwelijke nakomelingen met geweld door
te drijven , waartoe de Staten van Stad en Lande nog niet hadden
kunnen besluiten. Men haalde, nog dienzelfden avond, onderscheidene
Heeren uit hunne huizen, dreef en drong hen naar het stadhuis, daar
zij eerlang gedwongen waren af te kondigen : » dat de zittende Raad
» voor het erf-stadhouderschap was, doch dat men er den ouden Raad
» en de Ommelanden nog over moest raadplegen , hetwelk met drie
» dagen zou plaats hebben.” Maar ten dezen dage werd slechts met
algemeene woorden afgekondigd : » dat de Staten van Stad en Lande
» Zijne Hoogheid verklaarden voor Erf-Stadhouder, Kapitein en Ad-
» miraal-Generaal,” hetwelk wel in het eerst eenig genoegen gaf,
doch spoedig geoordeeld werd, geheel niet overeen te komen met het-
geen in andere gewesten geschied was. Middelerwijl was er ook eenige
beweging ontstaan in het Oldambt, daar de ingezetenen zieh in den
wapenhandel oefenden, vergaderingen hielden en eerlang Gemagtigden
naar de stad zonden , met de begeerte, dat de Staten een dergelyk
besluit, op het erf-stadhouderschap, zouden nemen, als bij de andere
gewesten reeds genomen was. Uit de Ommelander kwartieren van het
platte land, was men te Appingedam bijeen gekomen, daar hetzelfde
besluit genomen werd. De Staten , den brief, waarbij zij den Prins v a h
O r a s j e berigt hadden , dat zij hem blbotelijk tot Stadhouder hadden
verklaard, geopend terug gekregen hebbende, zonder dat de Prins
de hem daarin opgedragene eer had aangenomen, besloten eerlang het
stadhouderschap ook erfelijk te verklären, in ’s Prinsen vrouwelijke
zoowel.. als mannelijke nakomelingschap. Doch alzoo zijne Hoogheid
hier zoo wel als in Friesland , zeer in zijne magt beperkt was door zijne
instructie, rceds in hetjaar 1718 vastgesteld , arbeidde men onder de
burgerij van G r o s in g e n , om inteekenaars te winnen op een verzoek-
schrift, waarbij, onder andere punten, begeerd werd: » dat de
» Prins werd aangesteld , om in stads en provinciale collegien
» voor te zitten , cn , om in geval de stad en de Ommelanden ver-
» Schilden , met een van beide te mögen besluiten ; dat hem ook de
» begeving van alle krijgsambten werd afgestaan, cn dat hem het
» opperst toezigt over de zijlen of sluizen werd opgedragen.” De