GROESTRUIZEN, d. in Dregterland, onder de Veenhop, pro v.
Fi oord-Holland. Zie G r o s t h u iz e n .
GROESTRA, voorm. state, pro v. Friesland, kw. Westergoo, griet.
Menaldumadeel, arr. en 5 u. W. ten N. van leeuwarden, kant. en
1 u. 0. ten Z. van Berlikum, i u. N. W. van Marssum.
GROET, heerl. in Kennemerland, prov. Noord-Holland, arr. en
kant. Alkmaar, gem. Schoorl-Groet-Hargen-en-Camp; palende N. aan
de Zijpe , 0. aan de heerl. Schoorl, Z. aan de Dninen, W. aan Hargen.
Deze heerl. bevat het d. G ro e t en eenige verstrooid liggende h . ;
beslaat eene oppervlakle van 318 bund. 83 v. r. 30 v. eil.; telt 53
b., bewoond door 59 huisgez., uitmakcnde eene bevolking van 180
inw., die meest hun bestaan vinden in den landbouw en de boerderij.
De Herv., die hier ruim 120 in getal zijn , worden tot de gem. van
Schoorl-Groet-en-Camp gcrekcnd, welke in deze heerl. eene kerk heeft.
Sedert het jaar 1586 maakte Groet met Camp eene afzonderlijke
gem. n it, zijnde de eerste, die in de gem. G ro e t-en -C am p het
leeraarambt heeft waargenomen , geweest J acques S cuauteet , die in het'
jaar 1568 hcrwaarts kwam , en in het jaar 1623 Emeritus werd. Doch
na het vertrek van den Predikant, H enricus L odewijk Munnikkebult ,
naar Uitgeest, hetwelk in het jaar 1804 voorviel, is die gem. in 1805 ,
met die van Schoorl vereenigd geworden.
De R. K., die men er ongeyeer 60 aantreft, onder welke ruim 40
Communikanten, behooren tot de stat. van Schoorl.
Men heeft in deze heerl. eene school.
Deze heerl. is van ouds, in zijn regtsgebied, met het d. F e tte n
vereenigd geweest; doch werd, bij handvest van Hertog A lbrecrt van
B eijeren , van den 16 Mei 1401, daarvan afgescheiden. Op den 17
November 1730 werd de ambachtsheerl. G ro e t , tot dien tijd toe met
de grafelijkheid Holland vereenigd geweest zijnde, verkocht voor eene
som van 6000 guld., aan D irk T rip , Oud-Schepen en Kolonei der
burgerij van Amsterdam. Naderhand is eigenaar van deze ambachtsheerl.
geworden G odfried Andries A driani , Resident van den Grootvorst
van Rasland, als Hertog van H olstein Gottorp , bij onzen Staat. In
het laatst der vorige eeuw Was Amfeachtsheer J an J acob S adelijn.
Xhans wordt deze heerl. in eigendom bezeten door den Heer Mr. C o r -
nelis van F oreest , woonachtig te Alkmaar.
Het d. Groet of Groede ligt 2J u. N. N. W. van Alkmaar, ■§ u. N.
N. W. van Schoorl. Men telt er in dekom van het d.24 h. en 130 inw.
Dit d. moet reeds voor eeuwen in verval zijn geweest, aangezien wij
vinden aangeteekend, dat reeds in het jaar 1599 de riemtalen van
G roet met die van P e tte n van vijf tot twee verminderd werden,
dit geschiedde uit overweging van den soberen toestand des dorps.
Toen in het jaar 1422 , de Schoorische dijk moest worden gemaakt,
bthoefde Groet daartoe niet meer dan twintig man te Ieveren.
Het Herv. kerkje is klein en met eenen spitsen toren voorzien ; de
ingang is zeer eenvoudig. De dorpschool wordt gemiddeld door een
getal van 70 leerlingen bezocht.
De kermis valt in den eersten Zondag in Augustus.
Het wapen dezer heerl. bestaat in een veld van azuur (blaauw), beladen
met eenen leeuw van goud.
GROETERPOLDER, pold. in Kennemerland, prov. Noord-Holland,
arr. en kant. Alkmaar, gern, Schoorl-Groet-Harger.en-Camp; palende
N. aan de Zijp, 0. aan Schoorl , Z. aan het dorp Groet, W. aan
-den Hargerweg.
Deze polder beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakle van
207 bund. 30 v. eil., alles schotbaar land ; bij wordt door eenen molen
van het overtoil ige water ontlast. Het pelderbestuur bestaat uit den
Dijkgraaf en drie Poldermeesters.
GROEVE (DE), vroeger O ost- S nelgersma , voorm. bürg in Fivelgo,
prov. Groningen, arr., kant., gem. en aan de zuid-oostzijde van Ap-
pingedam.
Ter plaatse , waar zij gestaan heeft, ziet men thans eene scheeps-
limmerwerf en onderscheidene tuinen. De daarloe behoord hebbende
gronden , beslaande eene oppervläkte van ongeveer 1 bund., worden
thans in eigendom bezeten door onderscheidene particulieren , woonachtig
te Appingedam.
GROEVE (DE), geh. in Fivelgo, prov. Groningen, arr., kant. en 2\ u.
W. N. W. van Appingedam, gem. en 1 u. Z. Z. W. van 'tZand, J u.
N. van Zeerijp, waartoe het behoort ; met 14 en 90 inw.
GROEVE (DE), water in Fivelgo, prov. Groningen, d a t, uit bet
Schildmeer voortkomende, met eene noordelijke, eenigzins noord-ooste-
lijke rigtiug, naar Appingedam loopt, ten Oosten van welke plaats het
zieh in het Damsterdiep ontlast.
Het is het uitwateringskanaal van het Woldzijlvest, door een, in
het jaar 1819 gegraven kanaal, met het Damsterdiep vereenigd en
toen veel verdiept en verbreed.
GROEVE (DE), geh. in het Gooregt, prov. Groningen, kant., gem.
en J u. Z. W.. van Hoogezand, onder Kropswolde.
GROEYE (DE), geh. in Oostermoerderdingspil, prov. Drenthe, arr.,
gem. en judic» kant. en 5j u. N. N.O. van Assen, gem. en u. N. 0.
van Zuidlaren , nabij de plaats, waar de Oostermoersche vaart of
Hunse zieh in het Zuidlaarder-mecr ontlast; met 16 h. en 90 inw.
In 1836 is hier een korenmolen opgerigt.
GROEVE (DE ESSER-), meerstalletje in het Gooregt, prov. Groningen.
Zie E ssergroeve.
GROGOL, distr. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java, resid.
en regents. Samarang.
In September 1828 onthielden de muitelingen zieh voornamelijk in
dit distr. op. De Luitenant-Kolonel R oest , tijdclijk met het bevel
der troepen in die streken belast, zocht hen aldaar op , met oogmerk
om hen te verdrijven. Bij den opmarsch der colonnes, werden het eerst
een paar honderd muitelingen, tusschen het Grogolscheen het .Woen-
kalsche gebergte aangetroffen, en hun geweervuur door eenige kanonschoten
beantwoord, hetgeen hen tot wijken bragt. Bij deze ontmoe-
ting werd de Kapitein G illon , het tweede bataillon der ezpeditionaire
afdeeling kommanderende, door een geweerkogel ligt gewond. Yer-
volgens rukten. onze troepen tot het zuidelijke gedeelte van het Parische
gebergte voort en namen daar positie ; de vijand van die kanten , ten
getale van 1000 ä 120 0 man , opdagende, en zieh boogswijze zamen-
trekkende , werden eenige pelotons infanterie en Tidorezen als tirailleurs
gezonden ; terwijl het artillerievuur , door den Luitenant B ürgers goed
bediend, hen ondersteunde. Het gevolg hiervan was , dat het terrein ,
zoo ver het oog konde bereiken , weldra van muitelingen gezuiverd was,
zoo mede de ravijnen , in welke zij zieh genesteld hadden , na welke
verrigting de terugmarsch dan ook werd aangenomen. Door het terrein
begunstigd , kwam, als naar gewoonte , de vijand gedeeltelijk weder
opzetten om de achterwacht te verontrusten, doch werd door eenige
kanonschoten in bedwang gehouden. Bij deze gelegenhcid hadden zieh