de boeren welkaast uitecngaan ea de stad verlaten. Het gemeen was
echter nog niet gestild. Men riep • dat de Prins Stadhouder zijn
moest ; men dreigde de huizen van eenige Regenten, die men zeide,
dat hem tegen waren, omver te halen. De Wethouderschap ic-
sloot van het stadhnis te laten aflezen, dat men den Prins zou
verzoekcn hinnen G ouda te komen, alwaar men hem met alle achting
ontvangen zou. Dit geschiedde twee dagen daarna, wordende toen
de Prins op het Heeren-Logement deftig onthaald. Het volk in het
ecrst wanende, dat bij nu Stadhonder was, hield zieh stil; doch na-
derhand verneinende, dat men eenigen van Rotterdam e n Dordrecht
afzond , om hem nog eerst het stadhouderschap aan te bieden , sloeg
het op nieuw aan het muiten , en maakte de leden Tier regering vooi
bedriegers uit. Men zag zieh alzoo gedwongen , den Prins tot stadhonder
te verklären , waarop de Oranjevlag terstond uit den toren van
het stadkuis werd gestoken ; liiermede was de morrende menigte gestild.
Kort daarna echter ontstonden er weder nieuwe beroerten ,
door dien het gemeen verandering in de Regering wilde gemaakt
hebben, hetwelk dan ook op den 25 September en den 2 October
door den Stadhouder geschiedde.
In het jaar 1747 , heerschte te Gouda, zoo wel als elders, een geest
van beroenng onder het volk ten einde W i l l e m IV , Prins van "Oranje,
tot de Stadhouderüjke waardigheid te doen verheffen. De Regering
besloot hiertoe op den 1 Mei, hetgeen oorzaak was, dat hier alles in
rust blecf. G o u d a was niet een van de laatste steden, welke alles
toebragten , om het in 1747 belegerde Bergen op Zoom van het noodige
te yoorzien. Maar dit blijk van Vaderlandsliefde , werd kort daarna,
ontluisterd door eenen hevigen twist tusschen de pijpenmakers en potten-
hakkers, over liet bakloon der pijpen. De laatsten dwongen de Bur-
gemeesteren hun toe te staan , ovens in hunne huizen te mögen zetten
tot het bakken der pijpen , doch de ondervinding deed ras zien , dat
dit voor beide fabrijken nadeelig was.
De onbestaanbare drift, tot het verkoopen der ambten uit Rotterdam
en Amsterdam naar Gouda overgewaaid z i j n d e ,,'zag men aldaar,
op den 28sten October 1747 , aan den Raad en Vroedscbäp een ver-
zoekschrift indienen , helwelk door den Hoofd-Officier d e r .stad C ornelis
G erard M oeeing allereerst geteekend was, en waarbij alleen bet ver-,
koopen der ambten, ten hekoeve van het gemeene land, begeerd werd.
Doch men dwong niet op de bewilliging daarvan aan, nadat men
vernam, dat zulks door den Stadhouder te Rotterdam was afge-
keurd ; zelfs begeerden' twaalf der ' onderteekenaars, dat hunne nä-
men onder het verzoekschrift mogten worden doorgehaald, waarin de
Vroedschap den vierden December bewilligde. De schikkingen, na-
derhand op het stuk der ambten gemaakt, bragten de gemoederen
tot bedaren. Maar in het volgende jaar ontstond er eene nieuwe
beroerte , door gebrek aan Friesche turf, hetwelk de oorzaak was ,
dat de pottenbakkers bakken, noch de pijpenmakers werken konden.
Op den 16 Mei, van het jaar 1748, vergaderde een hoop van 400 of
500 man, gemeen volk, voor het huis van den Pottenbakker Pluim,
en bedreef aldaar grooten moedwil, die echter, door den Hoofd-Offi-
cier, gestuit en, door de aankomst van eenige schepen met twrfj
geheel tot bedaren gebragt werd.
De geweldadige plunderingen , die in Amsterdam en elders liadden
plaats gehad , om de pachten te doen vernietigen,, deden de Vroed-
sebap van G o u d a vreezen, dal te dier stede dergelijke ongeregeldhedcn
mogten plaats grljpqn, waarom ztj tot voorkoming van dit onheil
den 26 Junij, deden afkondigen , dat de pachten waren afgeschaft.
Met een groot gejuich werd dit aangehoord, en daar de meergemelde
Hoofd-Officier vergde, dat de Pachters terstond de invordering staken
zouden , werd daardoor alle moedwil voorgekomen.
Niets onderlusschen , wared al deze hewegingen, in vergelijking van
de opschudding, welke te G ouda ontstond op den 13 October vangezegd
jaar. Reeds eenige dagen had binnen G ouda een gerucht geloopen ' dat
er een regement krijgsvolk in garnizoen zoude komen. Deburgerij’ van
oordeel zijnde, dat zulks onbestaanbaar was met de capitulatie , in het
jaar 1673 , tusschen de Regering en den Stadhouder, W il l em III, ge-
sloten , toonde daarover haar ongenoegen, en onderscheidene aanzienlijke
burgers begaven zieh, daags daaraan, bij Burgemeesteren, terwijl het groot-
ste gedeelte der ingezetenen voor het stadhuis op antwoord bleef wachten.
Zoodra de burgers binnen gegaan waren , meende de Pensionaris het woord
te moeten voeren , doch deze werd toegevoegd , dat men tot Burgemeesteren
en niet tot hem sprak. Op hunne vragen, wat er van de komst
van krijgsvolk ware , bekwamen de burgers zoo onbepaalde en verschil-
lende antwoorden, dat zulks de achterdocht nog meer gaande maakte.
Een der burgers, die het woord voerde, wat driftig zijnde, riep tot
de builenstaande menigte : » Burgers gij moet in de wapenen , en de
» poorten toe.” Naauwlijks was dit gezegd, of het geschiedde, loopende
de een naar deze en gene naar eene andere poort, om zieh daarvan te
verzekeren. De vijf stads Tamboers sloegen alarm, en de stads Omroeper
riep: » dat leder in de wapenen had te komen, op straffe van metgeweld
» gehaald te zullen worden.” Binnen een half uur waren de vier kom-
pagmen der burgerij in de wapenen, en alle de poorten, boomen en
sluizen, gesloten. Aan den ingang der haven , aan den IJssel, plantte
men drie, en bij de Doelepoort, alwaar een stuk van de muur afge-
broken was, om die te vernieuwen, vier stukken kanon ; van daar
werd een leder , -die naderdc, toegeroepen , niet ver der. Dien geheelen
dag werd de Rotterdamsche poort voor een ieder gesloten gehouden
vooral voor rijtuigen. Deze Staat van zaken duurde zoolang , tot dat
men eene bezending van zes Heeren naar ’s Gravenhage had gezonden
en deze het bengt bragten , dat het gerucht van inkwartiering ontstaan
was, bij vergissing van den Kwartiermeester-Generaal, die bij misslag
U ouda voor een bataillon van het Regement van G a ed a l ie r e bestem!
bad doch d a t, naderhand, de naam van G ouda was doorgeschrapt
en Bnelle in de plaats gesteld. Dit rapport, hetwelk met groot ge-
•noegen door de geheele stad vernomen werd , had ten gevolge , dat
men de wäpens nederlegde.
Bij den watersnood van November 1775, stond het water te G o u d a,
op de kade, het Oude Yierstal, ruim voet hoog. Men had de
voorzorg gebruikt van de poorten aan de rivier toete dämmen. Den
geneelen dag liep het water oser de schutsluis , aan den mond van de
baven gelegen, en des avonds wel ter hoogte van 18 düim. Daar men
echter de voorzigtigheid had gebruikt, de binnensluis toe, en het water
tusschen beiden zoo hoog als noodig was te houden, om de aan-
persmg te wederstaan, liep dit zonder verder ongelukkig gevolg af.
en 21 JNovember van het volgende jaar, was binnen G ouda eene groote
tsteltems, dewiji de buitendeuren van de baven zeer ffevaarlijk
WsS, eD' ^ Jt s’ nachts te voren de vloed in den IJssel zoo hoog was
Af ,e^>en. ’ *■ , et water over de sluisdeuren in de haven wel Iwec en
e a ve daun hooger, dan in November des vorigen jaars, was