den 2 November te G r o n i n g e n , wordende eerst door de Regering op
het raadkuis , en daarna door de geheele burgerij in de St. Walburgs-
kerk als Heer gehuldigd. Na hier acht dagen doorgebragt, en de rust
hersteld te hebben , vertrok hij weder naar Gelderland, en zond den
woelzieken J a s p e r v a n M a r w u k , als Geldersch Stadhouder over Groningen
en de Ommelanden. Deze liet terstond na zijne aankomst de
stad versterben. De gracht tusschen de Boteringepoort en den Kraan-
toren werd op nieuw gegraven, en twee nieuwe torens in den stads-
muur gemaakt. M a r w i j k berokkende hier, wegens zijnen onrustigen
aard, veel onheil, want hij stookte het volk op legen den Raad, waar-
u it, in löäa , een verschrikkelijk oproer ontstond. Men verspreidde
het gerucht, dat de Overheden zieh met JS Lands schattingen verrijk-
ten. Dit vond, gelijk het doorgaans gaat, gereedelijk geloof bij het
gemeen. De Gilden, door de Bouwmeesteren zamengeroepen, be-
sloten , alle belaslingen , behalve op den wijn en het Hamburger bier,
ai te f schaffen, en zwoeren zelfs met te zullen rosten , voor dat dit
geschied was. Dadelijk werd het ontvangen van belastingen bij de
poorten op straf des doods verboden. Den volgenden dag gingen'de
Bouwmeesters en vier en twintig uit de Gilden naar het raadhuis, om
den Raad te noodzaken , dit besiuit te bekrachtigen. Alles , wat men
aanwendde, om deze menschen tot bedaren te brengen, was vruchte-
loos, dewijl geweld alleen ban rigtsnoer was. Onderwijl deze op het
raadhuis waren, dronken anderen in de herbergen en kroegen aan de
markt rijkelijk op den goeden uitslag bunner zaak, terwijl bet gemeen
, met messen, degens en stokken gewapend, het raadhuis bezet
bield. Toen de raadpleging hun wat te lang duurde, kwam een groote
hoop het raadhuis op, en liep de deur der raadkamer open. Die op
de markt gebleven waren, riepen : »Sla doodl sla dood, werpt ons
» de verraders uit de vensters toe / ” De Raad hierdoor verschrikt, wil-
ligde terstond des volks begeerte in , en liet de afSchaffing van alle
belastingen , onder het luiden der klokken, van het raadhuis afkondi-
gen, waardoor deze opstand gedempt werd. Den volgenden dag werd
het gemeen weder even oproerig , en eischte van alle Ontvangers en
Rentmeesters terstond rekenipg en verantwoording, benevens opening
van den Staat der schulden, en diens afdoening uit een ontoereikend
middel. De onregtvaardigheid van het graauw ging vervolgens zoo ver,
dat het niet scbroomde, van vier Heeren openlijk te vorderen , dat zij
de stadsschulden uit hunne eigene goederen zouden aflossen. Bovenal
had men het gemunt op den Raadsheer J o h a n J a r g e s , een aanzienlijk
en tevens braaf man , welke , om de woede van het gemeen te ont-
gaan, de stad moest verlaten. De snoode en befaamde J a s p e r v a n M a r w
i j k strooide, in 1626, ook mit, dat het regt te kort gedaan werd.
Het duurde niet lang, of de geheele markt was weder door het op-
roerige gemeen bezet. Met schrik en vrees vervuld , verliet de Raad
ijlings het stadhuis, en ontkwam ter naauwernood de woede des volks.
In het jaar 1627 zocht men het verschil over ' de geldmiddelen in
der minne te vereffenen. Men benoemde daartoe Gemagtigden uit den
Raad en uit de Gilden , die , ter afdoening dier schulden , eene ze-
kere belasting voorstelden. Zoodra de Bouwmeester J a c o b S mid de Gilden
hiervan kennis wilde geven, werd hem door een booswicht, met
eenen sabel, eene doodelijke wonde toegebragt. Terstond drong de
woeste menigte het raadhuis in. Hierbij kwam gelukkig niemand oni
het leven , daar sommige leden der Regering in de kerken vlugltcn ,
en anderen door goede burgers gered werden.
De onrustige v a n M a rW u k werd in het jaar 1629, als Stadhouder
«ver dit gewest, opgevolgd door K a r e l , zoon van den Hertog t a u
Gelder. Deze maakle zieh, door het bewaren van orde en rust, zeer
bemind ; doch bekleedde niet lang deze waardigheid, dewijl hij in 1656,
om den toorn zij ns vaders te ontgaan , naar Dan tzig week, waar hij
tot aan zijnen dood, buiten de stad gewoond heeft. De rede hiervan
was deze, dat K a r e i , als een goed vriend der Groninger Regenten ,
niet wilde deelen in de aanslagen zijns vaders; want deze had heime-
lijk met den Koning van Denemarken het plan beraamd , om G r o n i n g
e n te overvallen. Op den 13 April dezes jaars kwam zelfs een ligt-
gewapende troep Denen voor de stad, waar zij vöor de Poelpoort de
huizen plunderden, en in brand staken, zoodat door de vlam, welke over
de muren sloeg, eenige huizen in de Peperstraat, benevens dertig
schcpen , in brand geraakten. Ook werd de voorstad buiten de Boteringe
en de Ebbingepoort vernield. Dit bragt den Hertog in algemee-
nen haat. Eiudelijk nam G r o n i n g e n , in het jaar 1656, tot hären
Heer aan Keizer K a r e i V, zendende eenige Gezanten aan M a r i a , zuster
van dien Keizer en Gouvernante der Nederlanden, met verzoek, dat
de Keizer deze opdragt mögt aannemen. Dit werd gretig aanvaard, en
G e o r g S c h e n k met eene genoegzame krijgsmagt, als Stadhouder, der-
waarts gezonden, waardoor G r o n i n g e n en de Ommelanden met de Nederlanden
onder K a r e i V geraakten. Na de algemeeoe beeldstormery in
Nederland, welke te G r o n i n g e n zöo groot niet was als in andere Steden,
kreeg de Graaf van A r e n b e r g , die , uit naam van Koning F i l i t s , Stadhouder
van dit gewest was , in het begin van Junij des jaars 1867 ,
uit naam van den Koning vän Spanje, met bewilliging der regering,
en op eene listige wijs , vier vaandelen Hoogduitsche of Waalsehe Soldaten
binnen G r o n i n g e n , die aldaar grooten moedwil bedreven, inzon-
derheid aan de Hervormden j de stads sleutels tot zieh namen j de burgerij
ontwapenden ; de Gereformeerde predikatien deden ophouden en
een jong man,, naar men wil te onregte , van verraad betigt, vieren-
deelden. L o p e w i j k , Graaf van Nassau, kwam wel in het volgende jaar ,
na het verslaan van A r e n b e r g , hij Heiligerlee, de stad met eene redelijke
krijgsmagt belegeren j maar het afkomen van den Hertog v a n A e b a , in
1568, met een vrij talrijker leger dan het zijne, deed hem het beleg
opbreken. De Hertog kwam daarop binnen G r o n i n g e n en deed, tusschen de
Ooster- en de Heerepoort, een kasteel met vijf boiwerken bouwen, hetwelk
in het volgende jaar werd voltrokken. Over deze sterkte, waarin eene
Spaansche krijgsbezetting gelegd was, werd E b r n a n d o d A v i l a tot Com-
mandeur aangesteld. De Staten van Rraband zonden , in November van
het jaar 1576, zekeren S t e l l a met eenen heimelijken last derwaarts, om de
Regering en het krijgsvolk, dat wegens wanbetaling aan het muiten was ,
tot het aannemen der pacificatie van Gent te bewegen en hen te overre,-
den, om het met de Generaliteit te houden, belovende aan de bezetting
tendien einde alle de achterstallen, welke vrij groot waren , te betalen. De
Stadvoogd R o b l e s , daar van de lucht gekregen hebbende, liet S t e l l a terstond
vatten en op de pijnbank leggen, om hem alzoo uit te hooren, maar,
doordien hij alles standvastig ontkende, en het krijgsvolk heimeKjk de
gezegde aanbieding wist voor te stellen, raakte het eindclijk op de been,
nam den bevelkebbcp R o b l e s , met eenige andere Spaansche Roofdman-
nen , gevangen, verloste S t e l l a uit zijne gevangenis, bragt hem op de
markt, onder het geroep van lang leve de Prins! lang leve de StatenI
en deed hem, in den naam der Staten, den ee'd, zendende voorts eenige
gevolmagtigden met S t e l l a naar Brussel, welke de stad aldaar aan
IV . D eel. 61