ingerigt, en sedert het jaar 1810 tot een Hospitaal voor de Marine
diende, is den 20 Juuij 1816 eene prooi der vlammen geworden.
Aangezien de Westindische corapagnie zoowel als de Oostindische
alhier hare kamerhad, zoo had men hier ook een W e stin d isch h u is
in de Paktuinstraat , zijnde een breed aanzienlijk gebouw, dat, met
een zeer groot pakhuis , achter aan de Nieuwe Baven uitkwam ; dit
huis , hetwelk later, en wel in het jaar 1802 , tot eene Kaserne voor
de k o lo n ia le tro e p e n gediend heeft, is in het jaar 1828 gesloopt.
Het pakhuis, meestal het S la g th u is genoemd, wordtthans
tot een Kaaspakhuis gebruikt.
De voormalige Lands geschu t-e n k lo k g ie te r ij, was een zwaar
aanzienlijk gebouw met drie onderscheidene daken en gevels, aan het
einde der Botstraat, bij de Noorderpoort, alwaar voorheen het zware
kanon voor het zeewezen plagt te worden gegoten. Na het jaar 1795
werd het tot H o s p ita a l voor de Marine ingerigt, doch het is in
het jaar 1828 gesloopt ende grond tot eene Algemeene b eg ra a f-
p la a ts aangelegd. De plaats , waar men dus vroeger werkzaam was
tot verdelging van mensclienlevens, diende daarna om de gekwelsten
te verplegen , en thans om de dooden eene rustplaats te geven.
Ook was hier voorheen een Muntgebouw, hetwelk in de Wester-
slraat stond, en vroeger een gedeelte van het P a te rsh o f uitmaakte
doch later tot Zeekantoor is ingerigt. Sedert het jaar 1808, is dit gebouw
5 thans een particulier eigendom zijnde, tot een I n s t i tu u t van
Opvoeding ingerigt, en wordt daartoe nog gebruikt. Inden voor-
gevel van d it, in 1611 , vernieuwde gebouw , ziet men nog de wapens
van E nkhuizen en West-Friesland, en boven die wapens de afbeelding
van M a u b it s , Prins van Oranje. In het jaar 1601 of 1603 ver-
zocht de regering van E nkhuizen de Munt van West-Friesland, die
toen vijftien achtereenvolgende jaren te Hoorn gebleven was, ten
voordeele der stad te mögen bezitten , welk verzoek werd. toegestaan ,
onder voorwaarde, dat de genoemde munt beurtelings om de drie jaren
te E nkhuizen en to Ho o r n zoude verblijven. Deze bepaling van
drie werd in vervolg van tijd tot zeven jaren verlengd, en aan de stad
Medemblik hetzelfde regt toegewezen.
Tot eene belooning voor de goede trouw en menigvuldige diensten ,
den Koning van Spanje en den lande bij aanhoudendheid bewezen,
ontving de stad E nkhuizen , bij twee handvestbrieven, geteekend 9 Fe-
bruarij 1575, de eene op naam van den Koning van Spanje en de andere
op die van den Prins van O ran je , als zijnen Stadhouder, het regt
van paalkist, welk regt de stad Amsterdam vroeger bezat, en aan die
stad, bij handvestbrief van Hertog F i i i p s van B ourgondib, in het jaar
1452 , was bevestigd geworden , doch thans aan gemelde stad, uit-
hoofde van hare zamenspanniug met den Hertog van Alva en' de Span-
jaarden, werd ontnomen. Yolgens dit regt werden de tonnen, kapen ,
bakens en alles wat tot aanwijzing der gronden in de zeegaten , ten
behoeve der schcepvaart noodig was, te E kkhuizen gemaakt en onder-
houden , en ontving de stad voor, dit een en ander van ieder. schip
hare geregtigheid, hetwelk bet P a a lg e ld genaamd werd, en gebruikt
moest worden tot versterking en onderhouding der stad cn hare havens.
Over het bezit van deze paalkist is, in het jaar 1578, een hevig
gcschil ontstaan tusschen de regeringen der steden Amste rdam
en E n k h u iz en , vermeenende beide die steden bet grootste regt op het
hezit daarvan te hebben. Dit vcrschil is, door de Algemeene Staten,
geheel ten voordeele der stad E nkhuizen , beslist geworden, en aan haar
de vrijhcid verleend om dezulken, die zieh in de belaling der aan de
stad toekomende regten wederspannig beloonden, daartoe te noodzaken
door gebruikmaking der oorlogsschepen van den staat, of door andere
daartoe dienstig geoordeelde middelen, welke door het land zoude be-
kostigd worden. De stad E nkhuizen is dan ook sedert dien tijd in
dat bezit gebleven, doch het werd haar, in het jaar 1809, na de
inlijving van Holland in het Fransche keizerrijk, ontnomen. Zij ontving
dat regt terug in het jaar 1813 en heeft het behouden tot in
het jaar 1836 , toen het, onder voorwaarde eener jaarlijksche scha-
deloosstelling van 's rijks wege , tot onderhouding der stad , aan het
rijk is overgegaan. Het maken en onderhouden der tonnen , bakens
, kapen en kettingen , benevens al hetgeen daartoe verder behoort,
geschiedt nog te E nkhuizen . Tot meerdere uitbreiding dezer werkzaam-
heden is de voormalige S ta d s -T im m e r tu in , welke in de zeven-
tiende eeuw gebouwd en in 1768 vernieuwdiwas geworden, in het
jaar 1837 meer doelmatig ingerigt, en'aldaar eene nieuwe Sm ed e rij
gebouwd tot vervaardiging der benoodigde kettingen voor de tonnen enz.
Deze nieuwe inrigting draagl den naam van Algemeen Beton nin g s
Magazijn. Na het jaar 1590 is in de nabijheid der Sint Pieters-
haven, achter de voormalige zoutkeeten, een gebouw gesticht, hetwelk
het S ta d s - Magazijn genaamd werd, welk gebouw waarschijn-
lijk na de in gebruikneming der voornoemde Stads-Timmertuin gesloopt
zal zijn. Men heeft te E nkhuizen ook een Kantoor der B riev en -
posterij.
Tot de bijzonderheden van E nkhuizen behooren twee ankers van twee
Geldersche smakschepen , die weleer op deze stad aanvielen, welke
ankers tot in het jaar 1829 aan den Oostindische toren hingen , waar
onder men het volgende versje in den muur las:
Dees ankers twee
Van deese ree
Hier vast gehegt
Getuigen noch
Het loos bedroch
Gij Gelders knecht.
en op eene andere steen :
EnChVsaM Insldlls taCItls sVb noCte sILentl
ObrVere adnIXa est GeLrICa perfldla.
XXV J uni 1437
Anchora quam cernis ferro praecisa bipenni
Artes lestantur, perfide Gelre , tuas.
Het eerste is een tijdvers van den vermaarden H adrianus J unius van
Hoorn , waarvan de zin is :
De GeLders’ ontroV soCht EnkhVIsens strlldbre waLLen
BI naCht Met haere List Van bVIten t’ oVerVaLLen.
Het tweede gedeelte is een versje, vervaardigd door Mr. G erbrand C loe -
ten of C iokting , naderhand Pensionaris, eerst Rector der Latijnsche
school te E nkhuizen , hetwelk aldus vertaald wordt :
Dees ankers afgekapt toen d’aenslag was gemist
Getuigen , Geldersman , uw trouwelooze list.
Bij het siechten van den Oostindischen toren, zijn de twee ankers,
als zegeteekens, aan de Drommedaris opgehangen , en is de witten
marineren steen, waarop de Latijnsche dichtregelen van H. J unius en
G. Cio e t in g waren uitgehouwen, daaronder tot een duurzaam aan-
«enken, ingemetseld.
IV. D e e l . 14