In dusdanigen toestand van zaken kwam A lbrecht , Hertog tan
Sahsen, in het jaar 1499, naar Friesland over. Hoewel hij terstond
de Edelen der Schieringsche partij aan zijne zijde kreeg, en met hunne
hulp door zijnen Overste, den vermaarden N ittert F ox , tegen de Vet-
koopers den oorlog voerde, kon A lbhecut niets met vrucht onderne-
men , voor en aleer hij eerst de Groningers, die hem niet wilden aannemen
en den Keizer het regt dier aanstelling betwistten , en ook
sommigen der Ommelanders, die zieh bij de Vetkoopers hadden gevoegd ,
bedwongen had. Ten einde hierin gerecder te slagen , ging hij , bij
zijne komst in Friesland, eene verbindtenis aan met E dsabd, Graaf van
Oost-Friesland, ^ die, ten zijnen voordeele, eene afwending maakte,
door de provincie Groningen van achteren aan te vallen. Zoo lang deze
verbindtenis duurde werd GrOningerland door de beide vijandelijke le-
gers deerlijk geplaagd. De stad moest zelfs , in de jaren 1500, 1505
en 1506, een beleg van den Saksischen Hertog doorstaan , die echter
daardoor de stad niet kon meester worden. Dan toen de* Groningers
zieh nietsterk genoeg achtten , om alleen twee magbige vijanden te blijven
wederstaan , traden zij , den 24 April 1506, met Graaf E dsard in een
afzonderlijk verdrag, waarbij de stad hem als hären Beschermheer
zou aannemen, onverminderd het regt des Bisschops van Utrecht, en
behoudens hare vorige regten en vrijheden. De Graaf werd, dien ten
gevolge, als Beschermheer binnen Groningen door al Let volk gehul-
digd op den 2 Mei 1506, hetgeen de Saks, wiens Stadhouder hij in
de Ommelariden was, zeer euvel opnam. Hertog Albrecht , in het
beleg vöör Groningen ziek geworden, is, den 21 September 1500, te
Emden overleden, en werd in het bewind opgevolgd door zijnen zoon,
Hertog H endrik, die naauwelijks deze groote verandering, welke buiten
zijne kennis en toestemming geschied was, vcrnam, of hij besloot den
Graaf van Oost-Friesland den oorlog aan doen. Terwijl hij nu eenig
krijgsvolk in de Ommelanden achterliet, ten einde deze, en zoo moge-
lijk, ook de stad Groningen tot onderwerping te dwingen, trok hij met
het gros zijns legers over de Eems, in Oost-Friesland, dat daardoor het
tooneel werd van ecnen verderfelijken oorlog, welke eenige jaren geduurd
beeft. In den beginne was Graaf E dsabd genoodzaakt, om alleen den
Saksen tegenstand te bieden, die hem zoo veel werk veroorzaakten ,
dat hij zieh met de zaken van Groningen en Ommelanden weinig be-
moeijen kon. De Groningers zieh derhalve van dezen hunnen bescher-
mer als verlaten ziende , die, ter verdcdiging zijner eigene vaderlijke
beziltingen, al zijn krijgsvolk noodig had, beproefden wel eerst zieh
met Hertog George, aan zijnen broeder H endrik in het bestuur over
Friesland opgevolgd, te verdragen ; doch , toen de Afgevaardigden ,
die zij den Hertog hadden toegczonden, om over billijke voorwaar-
den van vrede te handelen, onverrigter zake terugkeerden, en te-
vens de hulp , hun door F rederik van B aden , destijds Bisschop van
Utrecht, toegezegd, achterbleef, kozen zij den onrustigen en oorlog-
zuchtigen K arel van E gjhond , Hertog van Gelder, tot hunnen Heer en
Beschermer. Graaf E dsard was reeds, voor dat hij uit Groningerländ was
getrokken , in eene heimelijke verstandhouding met dezen Hertog ge-
treden, die hem in 1514 dadelijk eenig krijgsvolk had toegezonden ;
daar echter deze met zijne grootste magt in Friesland viel, ten einde
de Saksers eerst van daar te verdrijven , zoo als hem ook werkelijk
naar wensch gelukte, kon men daaruit genoeg opmaken , dat Hertog
K a r e l meer voor had , zijn eigen voordeel te behartigen , dan Graaf
Edsard en d e Ommelanders t e helpen, waarom d e g e z e g d e Graaf dan
ook de stad van baren eed van hulde en trouw ontsloeg, en den
Hertog tot Beschermheer liet aannemen, in handen van wiens Gecom-
mitteerde, W illem van O i j e , de overheid en het volk, voor het groot
altaar in de St. Walburgskerk, den 3 November van het gezegde jaar,
1514 den eed van getrouwheid aflegden. Doch hiermede bekwam de
Geldersche Hertog nog geen gerust bezit der heerschappij, daar de
Saks nog niet vertrokken was en vele Ommelander Edelen, uit haat
tegen de stad, zijne partij nog waren toegedaan. Ofschoon het kas-
teel door Graaf E dsard bij de Ooster- en Heerenpoort gesticht, door
de burgers werd gesloopt, hield het nog tot 1518 aan, eer K arel van
G elre het charter afgaf, bevattende de voorwaarden, met van O ije
inpepaan. Zijne heerschappij wordt gerekend te hebben gedunrd tot
aan het iaar 1530 of 1536, in welk tijdvak als zijne Stadhouders
voorkomen eerst J asper Marwijk ; in 1530 K arel, een bastaardzoon
van K arel van G elre 5 en in 15o6 L udolf Coenders.
Het inrukken der Gelderschen , wier wapenen overal bijzonder voor-
spoedig waren, had ten gevolge, dat George , Hertog van Saksen, na
te vergeefs veel volk en geld verspild te hebben , om eerst de Friezen
en daarna de Groningers te onderw'crpen, in 1515, niet alleen deze
landen ontruimde, maar bovendien zijn regt , als Erfpotestaat van
Friesland en Groningen , plegtig overdroeg aan K arel , Aartshertog van
Oostenrijk, > daarna als Keizer meest onder den naam van K arel V
bekend, in welke overdragt de stad Groningen , als blijvende be-
weeren, dat zij eene vrije stad was en geen Keizer over haar kon
beschikken , geenszins bewilligde ; doch welke niettemin door K arels
grootvader, Keizer Maximiliaan I-,; goedgekeurd en bevestigd werd,
waarop F lobis , Graaf van Egmond, Bourgondische of nu Oostenrijk-
sche Stadhouder van Holland en Zeeland , den 1 Junij 1515, naar
Leeuwarden overkwam, om in K arels naam wegens Friesland gehuldigd
te worden. . . . . . . i
Doch behalve dat K arel van Gelder in Friesland zijnen aanhangr
had , en in het bezit bleef van de meesten door hem yerwonnen steden,
en daardoor vaste punten behield , om den oorlog in deze landstreek
voort te zetten, waarin de vermaarde L ange P i e r , door zijn vrij-
buiten op zee , hem bijzonder begunstigde, waren die van Groningen
voor alsnog niet gezind, om van Heer te veränderen. Met
dezen ging Hertog Karel alzoo m 1520 op nieuw een verbond aan,
krachtens hetwelk hij plegtig tot Erfheer van Friesland werd aangeno-
men. Daar hij nu bovendien vele steden van Utrechts Oversticht,
namelijk Overijssel, veroverd, en daardoor ook de vijandschap van den
Bisscbop van Utrecht, F ilips van B ourgondie , tegen zieh verwekt
had; en deze provincie zoo wel als het Nedersticht van Utrecht, in
1528 , door Bisschop H endrik van B eijeren aan gemelden Aartshertog
K arel , wat het wereldlijke gebied betrof, was opgedragen, gaf dit
weder nieuwe stof tot de verregaande verbittering, welke reeds sedert
vele jaren tusschen K arel, Hertog von Gelder, enhcthuis van O ostenrijk
bestaan had.
Inmiddels was K arel , Aartshertog van Oostenrijk, die , reeds in 1516,
in plaats van zijnen vader F ilips I , den Spaanschen troon beklommen
had, in 1519, zijnen grootvader ook als Keizer opgevolgd , door welke
verheffing hij hoe langer hoe gevaarlijker voor K arel van Gelder begon
te worden; terwijl de verbindtenis, door dezen laatsten, met F rancois
I-, Koning van Frankrijk, aangegaan, en waarop hij zoo zeer vertrouw-
de , hem peinig hulp had aangebragt. De Geldersche zaken gingen