Deze stad, waarvan gezegd wordt, dat zij oudtijds de hoofdstad zou
geweest zijn ■van een afzonderlijk graafschap, behoorde in bet midden
der twaalfde eeuw aan het bisdom van Trier, doch werd, in bet jaar
3157, onder den naam van Macdera, door den Aartsbisschop Hillin ,
aan Hendrik I of den Blinde, Graaf van Luxemburg en Namen, afge-
slagn. Graaf Hendbik II verpligtte, in het jaar 1249, de ingezeteneu
aan zieh , door hen te vrijen en met stedelijke regten te beschenken.
Keizer Hendrik VII, de vierde Graaf van Luxemburg van dien naam,
deed, in het jaar 1304, de plaats bevestigen en schonk haar den naam
van Ghevbnmacher, hetgeen zoo veel zeggen wil als Gravenmarc (graaf-
schapsgrens).- In het jaar 1555 schonk Hertog Wenceiads 1 de stad
eene weekmarkt, ten einde uit de opbrengslen de vervallene muren op
te bouwen.
Behalve de R. K. kerk, aan den H. L aurentius toegewijd , aan de
Markt, heeft men er nog eene kapel, even bnilen de stad , op eene
steile hoogte gelegen.
Het stadhuis, aan de markt, is een zeer doelmatig ingerigt gebouw.
Men heeft er ook eene school.
Grevenmacher werd, benevens Re mich en B id b u r g , omstreeks het
jaar 1 5 5 0 , door Keizer K a re l IV, voogd van den onmondige Wence-
lau s I , Graaf van Luxemburg, aan Trier verpand, doch iets later weder
ingelost. De Markgraaf Alb re ch t van Brandenburg plunderde het
stadje in 1 5 5 2 geheei nit. Hare muren werden , in 1 6 8 8 , op last van
L odewijk X IV , afgebroken , en de plaats zelf, op den 1 September 1 7 0 5 ,
door de Bondgenooten verbrand.
Toen de oorlog tusschen de Pruissen en de Fransche Repnbliek uit—
gebroken was, zag Grevenmacher , den 4 Augustus 1792 , het leger van
eerstgenoemde Mogendheid doortrekken ; zij was tevens de eerste plaats
des lands , die, in het jaar 1814, aan het Fransche geweld werd ont-
scheurd, daar zij reeds den 7 Januarij door Duitscbe troepen bezet werd.
Door eenen brand, die, in 1820, dit stadje teisterde, werd, van de
350 h., waaruit het destijds bestond, ruim een derde gedeelte aan
kolen gelegd. De klokken der parochiale kerk waren gesmoltcn en
de toren was geheei uitgebrand.
Men heeft er 6 jaarmarkten, waarvan de eerste invalt den eersten
Maandag van de vasten; de tweede, den eersten Maandag in April;
de derde, dem eersten Maandag in Junij ; de vierde, den eersten Maandag
in Augustus ; de vijfde, den eersten Mäandag in October, en de
zesde, den eersten Maandag na St. Maarten. Voorts heeft men er eene
weekmarkt, die des Donderdags gehouden wordt.
Het wapen van Grevenmacher bestaat uit een schild met tien dwars-
liggende strepen van zilver en azuur (blaauw), met eenen leeuw met
dubbele kruislings liggende staart van keel (rood), beladen met eenen
sleutel van zilver, geplaatst in de strekking van den linker boven,
naar den regter onderhoek des schilds.
GREVENMACHEREN, stadje in het halj. van Remich-en-Greven-
tnacher, regtsg. Grevenmacher , grooth. Luxemburg. Zie het vorige art.
GREVESTEIN (BDRCH-), voorm. leen in het Oude-Land-van-Kad-
eand, in Staats-Vldanderen, prov. Zeeland. Zie G r a v e s t e i n (Burch).
GREVINGA, geh. in Fivelgo, prov. Groningen, arr., kant. en
\b u. N. ten W. van Appingedam, gem. en \ u. Z. ten W. van
’t Zand, £ u. N. van Leermens , waartoe het behoort.
Het ontleent zijn’ naam van eenen burg van dcnzelfden naam , welke
hier gestaan heeft.
GREVINGA, voorm. bürg in Fivelgo, prov. Groningen, arr., kant.
en f- u. N. ten W. van Appingedam, gem. en i§ u. Z. len W. van
*t Zand, i u. N. van Leermens in het geh. Grevinga.
GREWELDANGE , Fr. naam van het d. Greveldingen , in het balj.
van Remich-en-Grevenmacher, regtsg. Remicli, grooth. Luxemburg.
Zie Greveldincen.
GREWELDINGEN, d. in het balj. van Remich-en-Grevenmacher,
regtsg. Remich, grooth. Luxemburg. Zie Greveldingen.
GRETWELDANGE, Fr. naam van het d. Greveldingen , in het
balj. van Remich-en-Grevenmacher, regtsgeb. Remich, grooth. Luxemburg.
Zie Greveldingen.
GR1BBENV0RST, d. in Opper-Gelder, in het Land van Kessel, prov.
Limburg. Zie Grebben vorst.
GRIEBEN VORST (KASTEEL-TE-), kast. in Opper-Gelder, in het
Land van Kessel, prov. Limburg. Zie Grdbbenvorst (Kasteel- te-).
GRIE (HET), pold. op het eil. Texel, prov. Noord-Holland, arr.
Alkmaar, kant. de Helder, gem. Texel, palende N. en W. aan
Texel, O. en Z. aan de Zee of den verdronken polder Iloornenburg.
Hij beslaat, volgens het kadaster eene oppervlakte van ruim 21 bund,
schotbaar land.
In dezen pold. worden geene boerderijen gevonden , als wordende uit—
sluitend tot hooiland gebruikt. Door de läge ligging worden de landen
in dezen polder meerendeeis, gedurende den wintertijd, door het
regenwater overstroomd , van welk overtollig water dit poldertje zieh
door eenen kleinen duiker naar binnen in de Texelsche polders ontlast.
Tot het jaar 1825 was deze polder onder eigen administratie, doch
nadat op den 2 en 5 Februarij van dat jaar, bijna den geheelen dijk
der Texelsche polders door de liooge vloeden bezweken , en het poldertje
zelf, alzoo geheei onder water gezet was, is het onder de algeraeene
administratie van het dijksbestuur van Texel opgenomen en sedert
verbleven.
GRIEDE (MEEDSTER-), geh. Fivelgo, prov. Groningen. Zie Meed-
ster-Griede.
GRIEN D , zeeplaat op de Friesche Wadden, N. W. van de Friesche
kust. Zie Grind.
GRIEND-POLDERTJE (HET) of het Griendpolderie-Z did-van-de-P ost-
sloot , onbehuisd poldertje in den Biesbosch , prov. Noord-Braband,
Tweede distrikt, arr. ’s Hertogenbosch, kant. Heusden, gem. Dussen-
Munster-en-Muilkerk; palende N. en O. aan de’Postsloot, Z. aan den
Nathalspolder, W. aan de Bleekkil.
Dit poldertje beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van
5 bund. 70 v. r. 70 v. eil. Het wordt door eenen houten duiker op
de Postsloot van het overtollige water ontlast. De zomerpijl is 3 palm
boven A. P., de hoogte der kade 1 el 8 palm, boven A. P. Het Staat
onder het beheer van het polderbestuur van Nieüw-Dussen.
GRIENDPOLDERTJE (HET-), onbehuisde pold. in' den Biesbosch,
prov. Noord-Braband, Tweede distrikt, arr. ’s Hertogenbosch, kant.
Heusden, gem. Werkendam; palende N. en 0. aan de Japesloot, Z.
en W. aan de grienden van den Kooiwaard.
Deze pold. beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van
10 bund. 24 v. r., en wordt door eenen houten duiker op de Japesloot
van het overtollige water ontlast. De zomerpeil is 1 el boven A. P.,
en de hoogte der kade 2 ell. 1 palm. 8 duim. boven A. P. De pol*
der wordt door den eigenaar beheerd.